Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Hoger beroep tegen beslissing raad van de Orde
- Beslissing tot niet opname op lijst van kandidaat-stagemeesters
- Hoger beroep ontvankelijk en deels gegrond
- Overmacht in hoofde van advocaat
- Weigering door raad van de Orde te vaag en te algemeen
- Geen aanvoering van concrete en objectieve elementen
- Beslissing raad van de Orde niet voldoende gemotiveerd
- Vernietiging beslissing raad van de Orde
- Tuchtraad van beroep onbevoegd m.b.t. verwijdering documenten uit dossier raad van de Orde en bevel tot opname op lijst kandidaat-stagemeesters
Uit niets blijkt dat de beslissing van de raad van de Orde aangetekend werd verzonden aan de advocaat. Bovendien bevat het dossier dat aan de tuchtraad van beroep werd meegedeeld twee verschillende versies van het schrijven van 11 februari 2014 aan de advocaat. De versie, voorgelegd door de advocaat, vermeldt in fine: “Indien u beroep wenst in te stellen kan u dat bij toepassing van art. 458 § 2 Ger. W. door een aangetekende brief te richten aan de voorzitter van de tuchtraad, advocaat R, …”. Deze vermelding komt evenwel niet voor op de versie die de tuchtraad van beroep ontving van de stafhouder. De vermelding dat bij toepassing van art. 458 § 2 Ger. W. hoger beroep kon worden ingesteld bij de voorzitter van de tuchtraad was onjuist. Uit art. 432bis Ger. W. volgt dat het hoger beroep diende te worden gericht aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep.
De advocaat kan niet worden verweten slechts op 27 maart 2014 hoger beroep te hebben ingesteld bij de voorzitter van de tuchtraad van beroep nu zij zich in een toestand van overmacht bevond, enerzijds door de niet-aangetekende zending door de raad van de Orde (juiste datum van verzending/ontvangst/kennisname niet gekend) en anderzijds door de onjuiste informatie over de beroepsmogelijkheden. Het hoger beroep is derhalve ontvankelijk.
Wat de gegrondheid van het hoger beroep betreft acht de tuchtraad van beroep de motivering te vaag en te algemeen. Er worden geen concrete en objectieve elementen naar voor gebracht die toelaten om de overwegingen van de raad van de Orde aan de werkelijkheid te toetsen.
Met betrekking tot de vraag om een aantal documenten uit het dossier te verwijderen en haar opname te bevelen op de lijst van de kandidaat–stagemeesters, is de tuchtraad van beroep niet bevoegd om hierover te oordelen.
Het hoger beroep is ontvankelijk en ten dele gegrond en de beslissing van de raad van de Orde van 3 februari 2014 wordt vernietigd. Om te oordelen over het meer gevorderde, verklaart de tuchtraad van beroep zich evenwel onbevoegd.