- Art. 508/7 en 508/8 Ger. W.
- Schrapping van lijst van advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand
- Schending vormvereisten art. 458 § 1 Ger. W.
- Hoger beroep tegen beslissing raad van de Orde gegrond
- Hoger beroep tegen beslissing van de stafhouder onontvankelijk
In strijd met art. 458, §1, alinea 1 Ger. W. werd de advocaat door de raad van de Orde niet schriftelijk op de hoogte gebracht van het feit dat een onderzoek zoals in tucht werd gestart, laat staan dat schriftelijk kennis werd gegeven van de concrete feiten die het voorwerp van dit onderzoek uitmaken. Ook werd de advocaat in strijd met art. 458, §1, al. 2 Ger. W. niet de mogelijkheid geboden om te worden gehoord tijdens het onderzoek.
Deze vormvereisten dienen de elementaire rechten van verdediging, raken derhalve de openbare orde en gelden dan ook op straffe van nietigheid. Overigens blijkt uit het dossier niet dat de advocaat tijdens de procedure een houding aannam waaruit kan worden afgeleid dat zij haar rechten van verdediging niet wilde doen gelden.
Hieruit volgt dat door de schending van voormeld art. 458, §1 Ger. W. de vordering van de stafhouder houdende schrapping van de advocaat overeenkomstig art. 508/8 Ger. W. van de lijst van advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische tweedelijnsbijstand, onontvankelijk is.
In besluiten verzoekt de advocaat eveneens de beslissing van de stafhouder van 31 augustus 2012 te vernietigen met als voorwerp de schorsing van de inschrijving van de advocaat op voormelde lijst zoals bedoeld in art. 508/7 Ger. W. De tuchtraad van beroep stelt vast dat deze beslissing niet het voorwerp uitmaakt van het verzoekschrift houdende hoger beroep. Bovendien, voor zover de beslissing van 31 augustus 2012 al niet een bewarende maatregel zou zijn bij toepassing van art. 473 Ger. W. waartegen in beginsel geen beroep mogelijk is, was het beroep tegen deze beslissing bij toepassing van art. 432bis Ger. W. in te stellen uiterlijk binnen de 15 dagen na de kennisgeving van de betrokken beslissing. Dit deel van het hoger beroep is dan ook onontvankelijk.
De tuchtraad van beroep ontvangt het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de beslissing van 21 januari 2013 van de Orde van Advocaten en verklaart dit hoger beroep gegrond, doch wijst het beroep voor zover gericht tegen de beslissing van de stafhouder van 31 augustus 2012 af als onontvankelijk.