D.11.0015.N: Arrest 5 april 2012
- Procedure als in tuchtzaken
- Art. 508/5 en 508/7 Ger. W.
- Verzoek opname op BJB-lijsten
- Afwijzing verzoek tot opname door raad van de Orde
- Art. 432bis Ger. W.
- Hoger beroep gegrond
Het BJB uitte bezwaren tegen het verzoek om inschrijving op de lijsten van de juridische eerstelijns- en tweedelijnsbijstand door een advocaat. De advocaat betwistte deze bezwaren, waarna hij door de stafhouder werd opgeroepen voor de zitting van de raad van de Orde, bij toepassing van het reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging.
Bij de bestreden sententie van 17 december 2010 werd het verzoek van de advocaat om te worden heropgenomen op de lijsten bedoeld in de artikelen 508/5 en 508/7 Ger. W. afgewezen en werd die beslissing uitvoerbaar verklaard, waarna de advocaat hoger beroep instelde.
Ingevolge de artikelen 508/5 §4 en 508/8 Ger. W. ziet de Orde van advocaten toe op de kwaliteit van de prestaties die door de advocaten worden verstrekt in het kader van de juridische eerste- en tweedelijnsbijstand. In geval van tekortkoming kan de raad van de Orde met een met redenen omklede beslissing een advocaat schrappen van de bedoelde lijsten, volgens de bij de artikelen 458 tot 463 Ger. W. bepaalde procedure.
De raad van de Orde kan dus zowel een advocaat weglaten of schrappen van de voornoemde lijsten omwille van een gebrek aan kwaliteit van de dienstverlening, als zijn inschrijving, herinschrijving of opname op die lijsten te weigeren mits daarbij de procedure als in tuchtzaken na te leven, gewaarborgd bij de artikelen 458 tot 463 Ger. W. en de artikelen 2-11 van het reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging.
Daardoor legt de raad van de Orde geen tuchtsanctie op die voorbehouden is aan de tuchtrechtelijke overheid.
Enkel wordt, omwille van de kwaliteit van de dienstverlening waarover de raad van de Orde op grond van de wet waakt, het recht van de advocaat om deel te nemen aan de juridische bijstand beperkt, zonder dat hem evenwel een beroepsverbod wordt opgelegd.
In casu oordeelt de Nederlandstalige tuchtraad van beroep voor advocaten dat niet blijkt dat de advocaat onvoldoende kwaliteit heeft geleverd in de juridische eerstelijnsbijstand. Evenmin wordt het minste bewijs geleverd dat hij cliënteel zou hebben geronseld of inzake verblijfsrecht verkeerde adviezen zou hebben gegeven. Er is geen grondslag om de inschrijving van de advocaat op de lijst van de juridische eerstelijnsbijstand te weigeren.
De raad van de Orde heeft bij de beoordeling van de opname van de advocaat op de lijst van de juridische tweedelijnsbijstand geen rechtsmacht om te oordelen over een eventueel misbruik van het vergoedingssysteem, dat tot het tuchtrecht behoort en niet het voorwerp uitmaakt van zijn opdracht te waken over de kwaliteit van de juridische bijstand en evenmin kadert in de organisatie van die dienstverlening.
De tuchtraad van beroep besluit dat niet is aangetoond dat de advocaat zijn plicht tot het verlenen van een kwaliteitsvolle juridische tweedelijnsbijstand niet heeft vervuld. Er is dan ook geen rechtsgrondslag aangetoond die de weigering tot opname van de advocaat op de lijst van de juridische tweedelijnsbijstand rechtvaardigt.
De tuchtraad van beroep verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gegrond en hervormt de bestreden sententie en zegt voor recht dat de advocaat verder vermeld dient te worden in de door de Orde van Advocaten te Antwerpen gepubliceerde meest recente lijsten voor de eerste- en tweedelijnsbijstand.