vrijdag 21 juni 2024
Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Verwerping van het cassatieberoep
- Verweerster diende op 1 september 2012 een aanvraag in tot inschrijving op de lijst van stagiairs. In de aanvraag werd vermeld dat verweerster tevens een "voltijds" beroep zou uitoefenen, namelijk een academisch mandaat in Nederland. Bij deze aanvraag tot inschrijving was een "overeenkomst voor zelfstandige dienstverlening advocaat-stagiair" gevoegd, die vermeldde dat verweerster een dag per week zou werken voor het kantoor van haar stagemeester, en dat deze dag "in beginsel" de vrijdag zou zijn.
- Op haar vergadering van 18 oktober 2012 gaf de Stagecommissie negatief advies betreffende de aanvraag van verweerster tot inschrijving op de lijst van de stagiairs. Het dossier van verweerster werd daarop door de Stagecommissie met een (mondeling) negatief advies voorgelegd aan de Raad van de Orde.
- De Raad van de Orde besliste op 22 oktober 2012 te "wachten" met de aanvraag tot inschrijving op de lijst van de stagiairs van verweerster. Het dossier werd door de Raad van de Orde terug naar de Stagecommissie gestuurd, met het verzoek verweerster te horen en opnieuw een advies te geven.
- De stagecommissie van kwam een tweede keer samen op 30 oktober 2012.
Verweerster werd gevraagd schriftelijk informatie te geven over haar mandaat bij de universiteit. Tevens werd zij uitgenodigd om zich mondeling te verdedigen.
Verweerster diende schriftelijk informatie in, zijnde de verklaring van de Universiteit waarin is vermeld dat verweerster 38 uur per week moet werken, en dat de gemeente de plaats is waar zij haar arbeid dient te verrichten. Verweerster verscheen evenwel niet persoonlijk voor de commissie. De Stagecommissie bevestigde haar negatief advies voor de vraag tot inschrijving van verweerster in een tweede ( ditmaal schriftelijk) negatief advies. - De Raad van de Orde nam op 5 november 2012 kennis van het tweede negatieve advies van de Stagecommissie, en besliste : " Zullen worden gehoord teneinde te peilen in welke mate de academische beroepsactiviteit verenigbaar is met een stage als advocaat (beschikbaarheid voor de stageverplichtingen, mate waarin het onderzoekdomein praktische relevantie kan hebben voor een activiteit als advocaat): ... (verweerster)."
- De Raad van de Orde hoorde op 19 november 2012 verweerster en haar stagemeester.
Vervolgens besliste de Raad dat (verweerster) niet wordt toegelaten tot de stage. De Raad oordeelt dat een voltijdse beroepsactiviteit in het buitenland, en als zodanig gehonoreerd wordt niet verzoenbaar is met de concrete stageverplichtingen die effectief moeten worden nageleefd. De beschikbaarheid voor de rechtzoekende en voor de stageverplichtingen kan onvoldoende 'controleerbaar' gewaarborgd worden, omwille van het feit dat (verweerster) een voltijds mandaat aan een universiteit in het buitenland uitoefent. Een voltijdse opdracht aan een universiteit beperkt zich niet tot het aantal lesuren. De stagiair moet zich effectief in de opleiding kunnen inleven zowel door contacten binnen als buiten de rechtbank. Ook de naleving van de Salduz verplichtingen vergt een effectieve beschikbaarheid. - Verweerster tekende tegen deze beslissing hoger beroep aan bij de Tuchtraad van Beroep. Op vrijdag 8 februari 2013 legde verweerster een conclusie neer voor de Tuchtraad van Beroep. Op 12 februari 2013 werd op de inleidingszitting om een uitstel gevraagd door eiser nu deze pas de dag voordien inzage had gekregen in deze conclusie bij raadpleging van het dossier. De zaak werd uitgesteld naar de zitting van 12 maart 2013.
- Op 11 maart 2012 werd door eiser een "schriftelijk verslag" ingediend ter griffie van de Tuchtraad van Beroep en medegedeeld aan de beer Procureur-generaal en aan verweerster.
- Ten gevolge van bijzondere weersomstandigheden werd de zaak op de zitting van 12 maart 2013 uitgesteld naar 9 april 2013.
- Op 29 maart 2013 diende verweerster opnieuw een aanvraag in voor opname op de lijst van stagiairs, waarin zij deze keer verklaarde dat zij twee dagen per week zou werken op het kantoor van haar stagemeester. Deze nieuwe aanvraag was evenwel niet vergezeld van nieuwe stukken. De Raad van de Orde oordeelde dat deze nieuwe aanvraag niet kon worden behandeld gezien er nog een procedure lopende was over de vorige aanvraag die verweerster in september 2012 had ingediend.
- De zaak werd andermaal uitgesteld naar de zitting van 16 april 2013 ten gevolge van de afwezigheid van vele assessoren. Op 16 april 2013 werd de zaak gepleit voor de Tuchtraad van Beroep.
- Bij beslissing van 14 mei 2013 heeft de Tuchtraad van Beroep de beslissing van de Raad van de Orde vernietigd. Samengevat oordeelt de Tuchtraad van Beroep dat het in de bestreden beslissing aangegeven dominerende element van een academische activiteit in Nederland niet volstaat om de inschrijving van verweerster op de lijst van de stagiairs te weigeren.
Tegen deze beslissing komt eiser op met een middel tot cassatie.
Het Hof verwerpt het cassatieberoep.
Lees ook deze beslissing
Tuchtdatabank