- Betwisting vaderschap
- Beroepsfout
- Niet tijdig instellen procedure
- Leugenachtige verklaringen
- Nalatigheid
- Beroepsaansprakelijkheid
- Klager
- Schorsing 14 dagen met uitstel gedurende 2 jaar
Per brief heeft de advocaat bevestigd de procedure tot betwisting van het vaderschap van de cliënt te hebben ingeleid en later tevens dat de procedure bijna rond was en het kind de naam van de cliënt niet meer zou dragen. Evenwel heeft hij nooit een procedure ingeleid, wetende nochtans dat dergelijke procedure diende ingeleid te worden binnen het jaar na de geboorte van het kind of na de ontdekking ervan, conform art. 332 B.W.
Bovendien heeft de advocaat haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar niet verwittigd ondanks de belofte hiertoe aan de cliënt-klager. Deze laatste heeft dan zelf tegen de advocaat voor de rechtbank van Eerste Aanleg een vordering in beroepsaansprakelijkheid ingeleid. Het hoger beroep door de advocaat tegen het vonnis (veroordeling tot betaling aan de klager van een morele schadevergoeding van € 5.000 en een materiële schadevergoeding van € 1.250) is nog hangende in beroep.
Zonder dat de tuchtraad zich moet uitspreken over deze beroepsaansprakelijkheid, blijkt duidelijk dat de advocaat haar cliënt heeft voorgelogen en hem in de waan heeft gelaten dat tijdig een procedure tot ontkenning van vaderschap werd ingeleid en benaarstigd, terwijl dit uiteindelijk niet gebeurde. Deze feiten maken duidelijk een inbreuk uit op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het advocatenberoep ten grondslag liggen.
Mocht het Hof van Beroep de verantwoordelijkheid van de advocaat eveneens weerhouden en ook zou oordelen dat de verzekeraars geen tussenkomst dienen te verlenen, zal hij met eigen penningen de eventuele schade geleden door de klager dienen te vergoeden, hetgeen al een bestraffing op zich inhoudt.
De tuchtraad spreekt een schorsing uit voor 14 dagen met uitstel voor een periode van 2 jaar.