Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Overige
- Cassatieberoep gegrond
- Schorsing met uitstel
Het Hof van Cassatie heeft bij arrest de beslissing van de tuchtraad van beroep voor advocaten vernietigd in zoverre zij aan de advocaat in kwestie een tuchtsanctie oplegde en heeft de aldus beperkte zaak verwezen naar de onderhavige tuchtraad van beroep, anders samengesteld.
De advocaat meent dat de anders samengestelde tuchtraad geen rechtsgrond zou hebben om te oordelen over een tuchtsanctie, zonder het gewijsde van het cassatiearrest te schenden waar de uitgesproken vernietiging immers absoluut en definitief is.
De advocaat kan hierin niet worden gevolgd.
Het gezag van het rechterlijk gewijsde strekt zich niet verder uit dan tot hetgeen het voorwerp van de beslissing heeft uitgemaakt.
Het genoemd cassatiearrest heeft de beslissing van de tuchtraad van beroep gedeeltelijk vernietigd, meer bepaald in zoverre er aan de advocaat een tuchtsanctie wordt opgelegd en heeft de zaak in beperkte mate verwezen, namelijk wat de aan de advocaat opgelegde tuchtsanctie betreft.
Dit betekent dat het niet-vernietigde onderdeel van de betreffende beslissing in kracht van gewijsde is getreden en aldus niet meer ter discussie mag worden gesteld voor de anders samengestelde tuchtraad van beroep voor advocaten op verwijzing.
Met betrekking tot de door de advocaat bij tegenvordering beoogde schadevergoeding en proceskosten verhindert luidens de artikelen 25 en 26 Gerechtelijk Wetboek het gezag van het rechterlijk gewijsde dat deze vordering opnieuw wordt ingesteld en blijft het gezag van rechterlijk gewijsde bestaan zolang de beslissing niet ongedaan is gemaakt.
Dit betekent dat ook dit niet-vernietigde onderdeel van de betreffende beslissing in kracht van gewijsde is getreden in de zin van artikel 28 Gerechtelijk Wetboek en aldus niet meer ter discussie mag worden gesteld voor de onderhavige anders samengestelde Nederlandstalige tuchtraad van beroep voor advocaten.
Teneinde enerzijds een gepaste sanctie op te leggen die rekening houdt met het tuchtverleden van de advocaat en met de ernst van de gewezen nalatigheid inzake de derdenrekening, en teneinde anderzijds de mogelijkheden voor de advocaat om zich te herpakken zo optimaal mogelijk te laten, oordeelt de anders samengestelde Nederlandstalige tuchtraad van beroep voor advocaten dat aan de advocaat een schorsing van 6 maanden moet worden opgelegd voor het geheel van de bewezen feiten, waarvan 2/3 met uitstel wordt uitgesproken, gedurende een termijn van 3 jaren, weliswaar gekoppeld aan de volgende voorwaarden:
- jaarlijks niet alleen op het einde van het kalenderjaar maar ook eind juni een (schriftelijke) rapportering doen van de stand zijn derdenrekening;
- daartoe aan zijn stafhouder spontaan het rekeninguittreksel van zijn derdenrekening per 30 juni en per 31 december overleggen;
- verantwoording afleggen voor het bedrag op de derdenrekening door aan te duiden op welk dossier of welke dossiers dit bedrag betrekking heeft;
- aangeven wanneer die bedragen werden ontvangen en waarom ze nog niet werden doorgestort;
- de boekhoudfiche van het dossier of de dossiers waarop voormeld bedrag betrekking heeft voorleggen;
- binnen de 8 dagen (of binnen de termijn opgelegd door de stafhouder) antwoorden op vragen van de stafhouder, behoudens overmacht (zoals een bewezen vakantieperiode);
- binnen de termijn opgelegd door de stafhouder gevolg geven aan elke injunctie van de stafhouder.
De door het Hof van Cassatie verbroken uitspraak vindt u hier:
TB-0243-2020: Beslissing 20 april 2021
Absolute disfunctie als advocaat
Verjaring
Schorsing met uitstel