Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Baliebijdrage
- Niet beantwoorden brieven stafhouder
- Schulden
- Derdenrekening
- Geen aangifte van een schadegeval wegens beroepsfout
- Verzet in toepassing van art. 462 Ger. W. en art. 463 Ger.W.
- Schrapping
Tenlasteleggingen
De advocaat wordt vervolgd voor de volgende feiten en tenlasteleggingen:
- Het niet (tijdig) betalen van de baliebijdrage voor het jaar 2017;
- Het niet beantwoorden van de brieven van de stafhouder en niet afhaling aangetekende brief stafhouder;
- Het niet betalen van kostenstaten van meerdere gerechtsdeurwaarders
- Het niet betalen van sociale bijdragen aan het sociaal verzekeringsfonds ATTENTlA voor een bedrag van 3.954,35 €, met als gevolg gedwongen uitvoering en herhaalde verkoopdagen;
- Het niet betalen van BTW voor een bedrag van 19.839,41 € BTW en het niet betalen van personenbelasting ad 8.127,82 €, met dwangbevel en derdenbeslag aangezegd aan de Orde van de advocaten in april 2017;
- Nalaten te rapporteren van de derdenrekening en nalaten van het verschaffen van uitleg nopens bepaalde transacties met deze derdenrekening;
- Het “teveel" inhouden van bedragen als ereloon terwijl deze bedragen toekomen aan de cliënt en waardoor er zelfs in bepaalde dossiers meer gelden UIT dan gelden IN komen in bepaalde dossiers, in de periode februari tot april 2016
- Het betalen van privé-schulden (o.a. Sodexo, Vlaamse Belastingsdienst, Orange, Telenet .. ) met de derdenrekening, in de periode 02/08/16 tot 27/09/2016 voor totaalbedrag van 1.573,51 €.;
- Het niet correct afbetalen van leasingovereenkomst m.b.t. een wagen met als gevolg veroordeling tot betaling achterstallige bedragen ad 13.771,81 € + veroordeling tot afgifte onder verbeurte van een dwangsom van 250 €;
- Geen aangifte doen bij de verzekeringsmaatschappij van een schadegeval wegens beroepsfout vastgesteld in arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 27/04/2017, waarin deze werd veroordeeld om een bedrag te betalen van 6.100 € en het niet betalen van deze schuld met gevolg gedwongen uitvoering ten zijne laste.”
Beoordeling
Hoewel krachtens het met ingang van 03.08.2017 gewijzigde art. 1047 Ger. W. enkel nog ontvankelijk verzet kan worden gedaan tegen een verstekvonnis dat in laatste aanleg is gewezen, wordt de ontvankelijkheid van het verzet tegen een verstekbeslissing inzake tucht betreffende advocaten geregeld door artikel 462 Ger. W. met uitsluiting van de bepalingen betreffende het verzet in burgerlijke of in strafzaken ( zie in dezelfde zin over rechterlijke tucht: Cass. AR 8345, 11 januari 1993).
De figuur van het “ongedaan verzet” (art. 187, §6, Sv., zoals gewijzigd door de wet van 05.02.2016) is niet van toepassing in tuchtzaken.
De advocaat ontwikkelt geen middelen in zijn beroepsverzoekschrift, noch legt hij enig nieuw stuk neer in de beroepsprocedure.
Hoewel krachtens art. 1057 Ger. W. enkel ontvankelijk hoger beroep kan aangetekend worden mits vermelding van de grieven tegen de bestreden beslissing, wordt het hoger beroep inzake tucht betreffende advocaten geregeld door artikel 463 Ger. W. met uitsluiting van de bepalingen betreffende het hoger beroep in burgerlijke zaken.
Niet alleen de termijn om hoger beroep aan te tekenen, zoals bepaald in art. 463 Ger. W., is eigen aan de tuchtprocedure, ook de vorm waarin het hoger beroep moet worden aangetekend (per aangetekende brief) en de wijze en termijn m.b.t. het tegenberoep, maken een procedure sui generis uit, die niet verenigbaar is met de bepalingen van art. 1057 Ger. W. (zie in dezelfde zin: Stevens, J., Advocatuur, Regels & Deontologie, p. 1279, nr. 1565).
De bepalingen van art. 1057 Ger. W. zijn dan ook niet van toepassing op het hoger beroep in tuchtzaken van advocaten.
Volledigheidshalve kan hier aan toegevoegd worden dat uit de verschillende bewoordingen tussen artikel 420, §1, eerste lid, Ger. W. voor wat betreft de tucht van magistraten (“ondertekend en met redenen omkleed verzoekschrift”) en art. 463, tweede lid, Ger. W. (“per aangetekende brief”) a contrario kan worden afgeleid dat de wetgever van oordeel moet geweest zijn dat het – voor wat betreft de tuchtprocedure tegen advocaten - geen absolute vereiste was dat ook de aangetekende brief waarvan sprake in art. 463 Ger. W. de grieven tegen de bestreden beslissing diende aan te geven. Dit onderscheid heeft overigens zelfs op het eerste gezicht een redelijke grond. Waar de gewone beroepstermijn in burgerlijke zaken één maand bedraagt en in tuchtprocedures tegen magistraten dertig dagen, bedraagt de beroepstermijn van art. 463 slechts 15 dagen.
Hernieuwd onderzoek van het dossier wijst uit dat de tenlasteleggingen bewezen blijven.
De Tuchtraad van het rechtsgebied Gent oordeelde (bij verstek, voor zoveel als nodig bevestigd op verzet) dat de zwaarste tuchtsanctie, namelijk de schrapping, moest worden uitgesproken.
De Tuchtraad van beroep is het met deze beslissing eens.
De voorliggende feiten zijn bijzonder ernstig en schenden het vertrouwen dat in advocaten moet kunnen gesteld worden op dusdanige wijze, dat de tuchtsanctie van de schrapping dient uitgesproken.
Lees ook deze beslissing
TAG-497: Beslissing 8 mei 2019
Baliebijdrage
Medewerking stafhouder / balie
Derdengelden / derdenrekening
Schulden
Schrapping