Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Schulden
- Optreden door een naast familielid en kantoorgenoot
- Derdengelden
- Permanente vorming
- Vermelding grieven beroep
- Schrapping
Aan de advocaat worden volgende inbreuken ten laste gelegd:
- het hebben van meerdere schulden en nagelaten te hebben de briefwisseling van de stafhouder te beantwoorden;
- een naast familielid en kantoorgenoot voor zich te hebben laten optreden of minstens de schijn daartoe te hebben gewekt;
- derdengelden niet zo spoedig mogelijk te hebben overgemaakt aan de bestemmeling;
- niet voldaan te hebben aan de plicht tot permanente vorming
In eerste aanleg werd bij verstek, alsook op verzet geoordeeld tot de bewezen verklaring van de inbreuken, waarvoor als sanctie de schrapping werd opgelegd.
Wat de procedure betreft
- Hoewel krachtens art. 1057 Ger. W. enkel ontvankelijk hoger beroep kan aangetekend worden mits vermelding van de grieven tegen de bestreden beslissing, wordt het hoger beroep inzake tucht betreffende advocaten geregeld door artikel 463 Ger. W. met uitsluiting van de bepalingen betreffende het hoger beroep in burgerlijke zaken.
De bepalingen van art. 1057 Ger. W. zijn dan ook niet van toepassing op het hoger beroep in tuchtzaken van advocaten.
De tuchtraad van beroep besluit dan ook dat het hoger beroep tijdig en regelmatig naar vorm werd aangetekend. - De advocaat haalt aan dat de bestreden sententie eigenlijk geen voorwerp meer had omdat hij van rechtswege werd weggelaten van het tableau van advocaten op 11.04.2019.
Hij zou – volgens zijn conclusie - geen enkele intentie meer hebben zich opnieuw in te schrijven.
De stafhouder haalde aan dat de advocaat ondertussen toch een aanvraag tot herinschrijving had ingediend, en dit werd door de advocaat mondeling bevestigd. Artikel 463 Ger. W. luidt als volgt:
“De tuchtraad is bevoegd om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen die ingesteld zijn wegens feiten gepleegd vóór de beslissing waarbij de advocaat van het tableau van de Orde, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of de lijst van stagiairs is weggelaten, indien het onderzoek uiterlijk één jaar na die beslissing is ingesteld.”
In casu werd de tuchtrechtelijke vervolging ingesteld wegens feiten gepleegd vóór de (impliciete) beslissing betreffende de weglating, zodat de tuchtvervolging nog steeds een voorwerp heeft.
Wat de grond van de zaak betreft
Tenlastelegging 1
Hernieuwd onderzoek van het dossier wijst uit dat de tenlastelegging voor wat betreft de staat van kennelijk onvermogen bewezen blijft.
Het KBO nummer van de onderneming waarmee het beroep van advocaat werd uitgeoefend, werd geschrapt, en dit werd reeds op 13 oktober 2017 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, en hiervoor werd geen aanvaardbare uitleg gegeven.
De brieven van de stafhouder van 29 juni 2018 en 27 september 2018. werden niet tijdig de advocaat beantwoord, en ook hiervoor werd geen aanvaardbare uitleg gegeven.
Tenlastelegging 2
Stuk 54 uit het bundel (schriftelijke verklaring van gerechtsdeurwaarder A) toont voldoende aan dat de advocaat een naast familielid en kantoorgenoot voor zich heeft laten optreden of minstens de schijn daartoe heeft gewekt (art 3 van de Codex Deontologie). Het telefoongesprek waarvan de gerechtsdeurwaarder gewag maakte wordt overigens door de advocaat zelf bevestigd (zie zijn brief van 27.06.2018).
De Tuchtraad van beroep besluit dat ook de tenlastelegging 2 gedeeltelijk bewezen is, met uitzondering van het feit van leugenachtige verklaringen tegenover de stafhouder en van het feit van blijvend onterecht gebruik maken van een verkeerd (voormalig) kantooradres in het briefhoofd.
Tenlastelegging 3
Het blijft bewezen dat de advocaat in een dossier van invordering van aktekosten de gelden die de wederpartij op de derdenrekening heeft voldaan, niet of niet tijdig heeft afgerekend ten aanzien van de opdrachtgevers. Tevens werden nog andere onregelmatigheden tussen de bewegingen op de derdenrekening vastgesteld.
Tenlastelegging 4
Het blijft tenslotte ook bewezen dat de advocaat voor wat betreft de permanente vorming voor het gerechtelijk jaar 2016-2017 niet heeft voldaan aan de plicht tot permanente vorming, wat een inbreuk uitmaakt op het WER en de Codex Deontologie art 53 (slechts 12 punten van de destijds 16 vormingspunten behaald).
Sanctie
De tuchtraad van het rechtsgebied Antwerpen oordeelde dat de zwaarste sanctie diende uitgesproken te worden.
De tuchtraad van beroep is het er mee eens dat de diverse feiten waarvan de tenlastelegging bewezen verklaard wordt, in hun samenhang gelezen, dusdanig ernstig zijn dat zich inderdaad een schrapping opdringt.
De Tuchtraad van beroep houdt hierbij rekening met het tuchtrechtelijk verleden van de advocaat, die bij sententie van 29.03.2011 (zoals bevestigd op 20.10.2011) reeds eerder geschorst werd voor onregelmatigheden met derdengelden.
Het blijkt niet dat deze eerdere sanctie de advocaat heeft geholpen zich te bezinnen over zijn foutief handelen.
Lees ook deze beslissingen:
TAA/SA/0342/2019: Beslissing 23 april 2019
Derdengelden / derdenrekening
Medewerking stafhouder / balie
Permanente vorming
Schrapping