Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Niet beantwoorden briefwisseling stafhouder en confrater
- Opvolging
- Confraterniteit
- Houding tijdens salduzverhoor
- Beroepsgeheim
- Wijze van functioneren voor de rechtbanken
- Bedrieglijke verduistering of wegmaking
- Belasteren van de stafhouder namens onwetende cliënt
- Ontvankelijkheid
- Schrapping van het tableau
De advocaat werd voor de tuchtraad voor advocaten van de ordes van het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen vervolgd voor meerdere feiten en tenlasteleggingen.
De tuchtraad besliste de advocaat de sanctie van de ‘schrapping’ op te leggen.
Wat de ontvankelijkheid van de oorspronkelijke vordering betreft
Kort samengevat wordt in dit verband opgeworpen:
- Dat de tuchtraad niet geldig gevat werd, want door een niet gemotiveerde brief van de stafhouder, zonder met redenen omklede beslissing;
- Dat de aanhangigmaking onontvankelijk is omdat de stafhouder niet onpartijdig was, wat zou blijken uit de brief van aanhangigmaking en uit het opgelegde paleisverbod;
De tuchtraad heeft deze bezwaren van de advocaat terecht verworpen, en terecht geoordeeld dat de tuchtvordering ontvankelijk was, op grond van een oordeelkundige motivering, die, voor zover niet tegengesproken door wat hierna gesteld wordt, door de tuchtraad in beroep wordt bijgetreden en overgenomen.
De tuchtraad in beroep voegt hier nog enkel aan het volgende aan toe:
Art. 458, §2, eerste lid, Ger. W. luidt als volgt:
“De stafhouder die na het onderzoek oordeelt dat er redenen bestaan om de advocaat te laten verschijnen voor de tuchtraad, zendt het dossier samen met zijn met redenen omklede beslissing over aan de voorzitter van de tuchtraad, zodat deze de tuchtraad kan samenroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel 459. Hij brengt de advocaat en de klager hiervan op de hoogte.”
Het feit dat in de aanhangigmaking van 18.04.2018, zoals die ondertekend werd door de stafhouder, geen melding wordt gemaakt van het laatste verhoor van de advocaat van 16.04.2018, heeft niet tot gevolg dat deze aanhangigmaking niet meer voldoende met redenen omkleed is. De brief met de aanhangigmaking is voldoende precies gemotiveerd opdat de betrokken advocaat perfect wist waarop zij zich kon verdedigen. Haar rechten van verdediging zijn, gelet op de gehele inhoud van de brief van aanhangigmaking samen gelezen met de bijgevoegde bijlagen, in dit opzicht in geen geval geschonden.
Wat het beweerde gebrek onpartijdigheid in hoofde van de stafhouder betreft, bevestigt de tuchtraad in beroep dat noch het feit dat bepaalde vermeende tuchtfeiten betrekking hebben op de stafhouder zelf, noch het feit dat voorheen een paleisverbod werd opgelegd, een aanwijzing uitmaken van gebrek aan onafhankelijkheid of onpartijdigheid waardoor het eerlijk karakter van het tuchtproces zou geschonden zijn.
Besluit: de oorspronkelijke tuchtvordering werd terecht ontvankelijk verklaard.
Wat de feiten ten gronde betreft
Wat betreft de tenlasteleggingen A.1. tot A.6. en B.1. tot B.5.
De tuchtraad heeft het verweer van de advocaat terecht verworpen, en terecht geoordeeld dat deze tenlasteleggingen bewezen waren, behalve de schending van het beroepsgeheim (waarvan sprake in tenlastelegging A.5.), het feit zij het dossier niet aan de opvolger zou overhandigd hebben (waarvan sprake in tenlastelegging B.4.) en het feit B.5., welke 3 feiten zij terecht niet bewezen verklaard werden.
De tuchtraad nam deze beslissing op grond van een oordeelkundige motivering, die door de tuchtraad in beroep wordt bijgetreden en overgenomen.
In haar thans neergelegde conclusie wordt m.b.t. de grond van deze feiten geen nieuw middel aangehaald dat nog niet afdoend beantwoord werd door de tuchtraad.
Wat betreft de tenlasteleggingen C
De tuchtraad heeft terecht geoordeeld dat de tuchtvordering niet verjaard was, op grond van een oordeelkundige motivering, die, voor zover niet tegengesproken door wat hierna gesteld wordt, door de tuchtraad in beroep wordt bijgetreden en overgenomen.
De tuchtraad in beroep voegt hier nog enkel aan het volgende aan toe:
Het wordt niet betwist dat het tuchtonderzoek terzake gestart werd op 02.05.2016.
Hoewel er in het tuchtbundel sprake is van brieven die dateren van meer dan 12 maanden vóór 02.05.2016 en waarin melding gemaakt wordt van een strafzaak in hoofde van de advocaat, welke strafzaak gesteld zou worden voor de correctionele rechtbank, is er geen enkel stuk waaruit blijkt dat de stafhouder eerder dan 03.05.2015 kennis kreeg van de precieze feiten van tenlastelegging C. Volledig onderzoek van het tuchtbundel met bijlagen, wijst uit dat de stafhouder pas bij brief van 07.05.2015 voor het eerst op de hoogte gesteld werd van de feiten zelf waarvoor de advocaat vervolgd werd, te weten de bedrieglijke verduistering van de Land Rover Evoque Ed.eD4 2WD Pure.
Op basis van de ter beschikking zijnde stukken oordeelt de tuchtraad in beroep dan ook dat de stafhouder wel degelijk conform art. 474 Ger. W. gehandeld heeft, en het tuchtonderzoek gestart is binnen de 12 maanden nadat hij kennis kreeg van de precieze feiten.
Dit wordt overigens zijdelings nog beklemtoond door de mail van de advocaat van 27.05.2015 met in bijlage kopie van de dagvaarding, in welke mail zij verwijst naar een gesprek met de stafhouder van 26.05.2015 waarin die om een kopie van de dagvaarding vroeg, uiteraard om volledig kennis te krijgen van de feiten.
De tuchtvordering was dan ook niet verjaard.
De tenlastelegging op zich is voldoende bewezen. De tuchtraad in beroep verwijst terzake naar de motivering in de bestreden beslissing.
Wat betreft de tenlasteleggingen D.1. en D.2.
De tuchtraad heeft deze tenlasteleggingen terecht gegrond verklaard, op grond van een oordeelkundige motivering, die door de tuchtraad in beroep wordt bijgetreden en overgenomen.
In haar thans neergelegde conclusie wordt m.b.t. de grond van deze feiten geen nieuw middel aangehaald dat nog niet afdoend beantwoord werd door de tuchtraad.
Sanctie
Het geheel van de voorliggende feiten zijn bijzonder ernstig en schenden het vertrouwen dat in advocaten moet kunnen gesteld worden, zowel door cliënten, als door magistraten, als door confraters.
Het staat vast dat de advocaat zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van vertrouwen, aan cliëntenronseling deed in de rechtbank tijdens de openbare zitting, haar cliënten in de aangehaalde casussen op volstrekt onprofessionele wijze heeft bijgestaan, zich volstrekt deloyaal heeft gedragen naar confraters en naar de stafhouder toe.
Het geheel van de feiten, met daarbovenop een zware correctionele veroordeling voor misbruik van vertrouwen, vormt een uitermate ernstige inbreuk op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.
Het verweer van de advocaat dat zij een gedragsproblematiek kent en een gezondheidsprobleem heeft, wordt niet gestaafd aan de hand van bewijskrachtige stukken.
Terecht merkte de tuchtraad op dat de advocaat niet over de nodige kwaliteiten beschikt
om als advocaat te functioneren. Zij heeft kennelijk niet zomaar wat relationele problemen met confraters of met de stafhouder, zij aarzelt niet om strafbare handelingen te stellen tegenover confraters teneinde zich persoonlijk te verrijken. Deze herhaalde tekortkomingen, waarvan enkele zeer ernstig kunnen genoemd worden, maken een zeer ernstige inbreuk uit op artikel 456 Ger. W..
Er kan niet anders dan vastgesteld worden dat de advocaat door deze feiten dusdanig ernstig tekortgekomen is aan de meest fundamentele verplichtingen van het beroep van advocaat, dat de tuchtsanctie van de schrapping terecht werd uitgesproken.
Lees ook deze beslissing
TAA/SL/0313/2018: Beslissing 6 juli 2018
Medewerking stafhouder / balie
Briefwisseling
Opvolging
Confraterniteit
Absolute disfunctie als advocaat
Schrapping