Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Permanente vorming
- Gebrek aan verzoek tot vrijstelling
- Waarschuwing
In eerste aanleg werd geoordeeld dat de tenlastelegging niet bewezen is en werd de advocaat daarvoor vrijgesproken.
De tuchtraad deed zulks op grond van de volgende motivering:
“De Tuchtraad is van oordeel dat gezien de medische toestand van de advocaat er hoegenaamd geen tuchtrechtelijke inbreuken kunnen worden vastgesteld. Rekening houdend hiermee beslist de Raad om de advocaat vrij te spreken van de hem ten laste gelegde feiten.”
De tuchtraad van beroep kan de bestreden beslissing niet bijtreden.
Blijkens artikel 53 van de Codex rust op de advocaten de verplichting om per gerechtelijk jaar een aantal permanente vormingspunten te verzamelen. Inbreuken daarop kunnen tuchtrechtelijk beteugeld worden (STEVENS J., Advocatuur, Regels en Deontologie, Wolters Kluwer, 2015, p. 837).
Datzelfde artikel bepaalt verder onder meer:
“De stafhouder kan een lid van zijn balie om gegronde redenen vrijstellen van de verplichting tot permanente vorming en kan daartoe bijzondere modaliteiten opleggen. De vrijstelling geldt voor 1 gerechtelijk jaar en kan worden hernieuwd.”
Vast staat en wordt ook niet betwist door de advocaat dat hij voor de desbetreffende gerechtelijke jaren geen vrijstelling heeft aangevraagd.
Vast staat evenzeer dat de advocaat niet in de absolute onmogelijkheid verkeerde om deze vrijstelling aan te vragen. Hij deed herhaaldelijk aangifte van ziekteperiodes bij de ziekteverzekeraar en vroeg, ondanks zijn ziekte, wel vrijstelling voor de daarop volgende gerechtelijke jaren.
De tuchtrechtelijke inbreuk staat derhalve wel degelijk vast.
De tuchtraad van beroep meent anderzijds dat bij de strafmaat wel rekening kan worden gehouden met de aard en duur van de ziekte en meent dat de lichtste straf passend is, te weten de waarschuwing.