Ga verder naar de inhoud

TB-020-2009: Beslissing 13 september 2016

Strafrechtelijke feiten / veroordeling
Samenwerking niet-advocaat
Medewerking stafhouder / balie
Schrapping

Meer lezen
  • Positie klager
  • Klager geen partij
  • Vertegenwoordiging klager
  • Horen van klager
  • Ontvankelijkheid tuchtvordering
  • Wering stukken uit debatten
  • Rechten van verdediging
  • Nieuwe stukken
  • Inzagerecht
  • Strafrechtelijke procedure
  • Tuchtrechtelijk onderzoek
  • Art. 10, 11 en 12 Grondwet
  • Bevoegdheid tuchtraad
  • Art. 460, 2e lid Ger. W.
  • Schrapping

Een advocaat werd voor een aantal tenlasteleggingen veroordeeld – waartegen beroep door de advocaat – en voor een aantal andere tenlasteleggingen vrijgesproken – waartegen beroep door de stafhouder.

Een klager kan niet door zijn raadsman worden vertegenwoordigd op de zitting en kan evenmin een conclusie neerleggen aangezien de klager geen partij is in de tuchtzaak. Hij kan wel op zijn verzoek worden gehoord op de zitting. Als de zitting met gesloten deuren geschiedt, wordt de klager enkel en alleen tijdens zijn verhoor toegelaten in de zittingszaal. Het feit dat de behandeling geschiedt met gesloten deuren belet dit niet.

De stafhouder kan stukken toevoegen aan het dossier. Bovendien bepaalt geen enkele rechtsregel dat de stafhouder bijkomende stukken moet meedelen aan de aangeklaagde advocaat. Essentieel met het oog op de uitoefening van de rechten van verdediging door de aangeklaagde advocaat is dat hij kennis heeft kunnen nemen van de nieuwe stukken. De stukken moeten niet uit de debatten worden geweerd.

Geen enkele rechtsregel bepaalt dat de aangeklaagde advocaat het recht heeft om inzage te nemen in het tuchtdossier voor de beslissing van de stafhouder om de tuchtraad te adiëren. De rechten van verdediging van de advocaat worden hierdoor niet geschonden.

De stafhouder is niet gelijk te stellen met de raadkamer in een strafrechtelijke procedure. De tuchtprocedure is geen strafrechtelijke procedure. Er is geen grond tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof.

De tuchtraad van Gent heeft zich terecht bevoegd verklaard met betrekking tot een bepaalde tenlastelegging die volgens de advocaat de strafrechtelijke tenlastelegging van ‘oplichting’ zou uitmaken, in de mate dat de feiten ook een inbreuk uitmaken op de deontologische verplichtingen van de advocaat. De strafrechtelijke procedure en de tuchtprocedure staan volledig los van elkaar. De tuchtraad van beroep acht zich dus ook bevoegd om te beslissen over deze tuchtrechtelijke tenlastelegging en verklaart deze tuchtrechtelijke vordering toelaatbaar.

De tuchtraad van beroep oordeelde op 22 april 2010 met gesloten deuren en op tegenspraak dat de tuchtprocedure geldig is gevoerd en dat geen stukken uit het tuchtdossier moeten worden geweerd en achtte zich bevoegd om de zaak ten gronde te behandelen waarna de zaak voor verdere behandeling werd uitgesteld naar een latere zitting.

Ten gronde oordeelt de tuchtraad van beroep wat het hoger beroep van de stafhouder betreft, dat die feiten en tenlasteleggingen die door de tuchtraad van Gent niet bewezen werden bevonden en waarvan de advocaat werd vrij gesproken, wel naar recht bewezen zijn in bepaalde mate.

De tuchtraad van beroep verklaart het beroep van de stafhouder dan ook ontvankelijk en gegrond.

Wat het hoger beroep van de advocaat betreft, oordeelt de tuchtraad van beroep ten gronde dat de feiten waarvoor de advocaat werd veroordeeld door de tuchtraad van Gent, bewezen zijn gebleven.

Met toepassing van art. 460, 2e lid Ger. W., gelet op een eerder opgelopen schorsing van zes maanden, legt de tuchtraad van beroep, in evenredigheid met de ernst en het gewicht van de begane inbreuken, de sanctie van schrapping op.

Nog vragen? Onze specialisten ter zake

Ontdek alle medewerkers

Merve Köse

Jurist deontologie