Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Afwijzing verzoek tot wederinschrijving
- Art. 472, §1 Ger. W.
- Verzoek tot heropening debatten
- Art. 771 Ger. W.
De wachttermijn bepaald in artikel 472, §1 Ger. W. werd nageleefd. De bestreden beslissing verklaarde terecht het verzoek tot wederinschrijving ontvankelijk ratione temporis.
De vraag van een geschrapte advocaat tot wederinschrijving is – naast wat vereist is bij een primaire inschrijving en naast het respecteren van de wachttermijn van tien jaar, waarvan hierboven sprake – ook onderworpen aan het bestaan van ‘buitengewone omstandigheden’. Een beslissing tot schrapping is immers de zwaarste sanctie en is verantwoord omdat er ernstige inbreuken op de plichtenleer werden begaan door de advocaat, waardoor het vertrouwen van de burger, van het gerecht en van de overheid in de betrokken advocaat – en van de weeromstuit in de balie in het algemeen – zeer ernstig werd geschonden. Hierbij mag niet worden vergeten dat de advocaat een bijzonder, door de wet georganiseerd beroep uitoefent, wat hem binnen de gerechtelijke organisatie zekere voorrechten verschaft. Een wederinschrijving nadat het noodzakelijke vertrouwen, verbonden aan dit voorrecht, ernstig werd geschonden, moet in die omstandigheden worden beschouwd als uitzonderlijk. Er is geen wettelijk beletsel om deze buitengewone omstandigheden af te wegen tegenover de mate waarin de verzoeker het vereiste vertrouwen beschaamde.
De uitgesproken schrapping van de advocaat was in hoofdzaak gesteund op de volgende feiten:
- Een correctionele veroordeling tot een gevangenisstraf van twee jaren met uitstel gedurende vijf jaren voor diverse drugsdelicten, die plaatsvonden tussen 1994 en 1998; het vonnis vermeldt dat de advocaat minstens één van de spilfiguren was in een goed georganiseerde groep van personen met als doel harddrugs als speed, XTC en cocaïne, tot zelfs op internationale schaal te verhandelen, waarbij hij op grove wijze misbruik maakte van zijn hoedanigheid van advocaat om de feiten te plegen, met als enige doel puur geldgewin; de strafmaat werd in gunstige zin voor de advocaat beïnvloed door zijn blanco strafregister, een aanvaarde overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de strafvervolging behoort beëindigd te zijn en de verbeurdverklaring van een vermogensvoordeel van een bedrag van 64.452,32 euro;
- Een correctionele veroordeling tot een gevangenisstraf van twee jaren met uitstel gedurende vijf jaren, behalve voor de periode van voorlopige hechtenis, voor diverse feiten van valsheden, oplichtingen, heling en witwaspraktijken, die plaatsvonden in de periode 1996-1998; het vonnis vermeldt dat de advocaat een belangrijke rol speelde bij bepaalde feiten en diegene was die zorgde voor de praktische uitwerking van de listige kunstgrepen om de oplichting mogelijk te maken, waarbij hij misbruik maakte van de vertrouwensfunctie die hij genoot als advocaat; de strafmaat werd in gunstige zin voor de advocaat beïnvloed door zijn blanco strafregister en een aanvaarde overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de strafvervolging behoort beëindigd te zijn;
De ‘buitengewone omstandigheden’ in de zin van artikel 472, §1 Ger. W. houden minstens in dat de verzoeker blijk moet geven van een zodanig gewijzigde instelling dat kennelijk niet moet worden gevreesd voor de waarborging van een behoorlijke beroepsuitoefening met het oog op de belangen van de rechtzoekende.
Een vraag tot heropname heeft als dusdanig geen tuchtrechtelijk karakter, maar betreft de toegang tot het beroep. Het is de gewezen advocaat die de heropname vraagt die de bewijslast draagt van de door de wet vereiste ‘buitengewone omstandigheden’. Anderzijds moet de weigeringsbeslissing met redenen worden omkleed.
Voor de tuchtraad van beroep legt verzoeker, naast een conclusie, een dossier neer met stukken om zijn verzoek te ondersteunen.
Ook in hoger beroep blijft de uitleg die de verzoeker geeft over zijn schuldenlast en over de oorzaak van deze schulden weinig transparant.
Niet ten onrechte verwees de Orde naar de strafrechtelijke veroordelingen die de verzoeker opliep na juni 2005, dit is na de beslissing tot schrapping. In hoger beroep voegde het Openbaar Ministerie een uittreksel uit het strafregister toe aan het dossier. De daarin vermelde veroordelingen stemmen niet volledig overeen met de veroordelingen vermeld in de brief van 5 september 2016 van de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering, wat het vermoeden doet ontstaan dat er misschien meer veroordelingen zijn dan deze vermeld in deze brief (en waarnaar de Orde refereerde).
Het door de verzoeker betoonde gebrek aan transparantie met betrekking tot zijn schuldenlast en het door hem getoonde gebrek aan respect voor de wet na de schrappingsbeslissing zijn niet van die aard dat er zonder enige twijfel kan vertrouwd worden op een resoluut gewijzigde instelling van de verzoeker, die op het ogenblik van de feiten, die geleid hebben tot de schrapping, geen jonge beginnende advocaat was, maar integendeel een advocaat met meer dan 15 jaren ervaring.
Uit het bovenstaande volgt dat er onvoldoende zekerheid bestaat dat de verzoeker het vertrouwen dat de rechtzoekenden, het gerecht en de Orde in hem moeten kunnen hebben, niet opnieuw gaat beschamen. De door verzoeker aangehaalde elementen zijn niet van aard de buitengewone omstandigheden aan te tonen vereist voor een wederinschrijving.