TB-015-2008: Beslissing 23 april 2009
- Onbehoorlijke beroepsuitoefening
- Tegenstrijdige belangen
- Mandaat
- Belang van de cliënten
- Waarheidsverplichting tijdens tuchtonderzoek
- Formele ontkenning
- Blanco tuchtverleden
- Schorsing drie maanden waarvan de helft met uitstel gedurende drie jaar
Blijven optreden als raadsman voor partijen met een tegenstrijdig belang vormt een ernstige inbreuk op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid alsook op het principe van de behoorlijke beroepsuitoefening zoals bedoeld in artikel 456 Ger. W. Het behoort tot het wezen van de advocatuur dat een advocaat in volledige onafhankelijkheid opkomt voor het partijdig belang van de cliënt. De cliënt moet er kunnen op vertrouwen dat zijn advocaat enkel voor zijn belang opkomt, zonder dat bij het verdedigen van dit belang de advocaat zich laat beïnvloeden door een strijdig belang.
Het formeel ontkennen van vaststaande feiten tijdens het tuchtonderzoek toont aan dat de tekortkoming aan de waarheidsverplichting deel uitmaakte van de verdedigingsstrategie, geconfronteerd met de hem ten laste gelegde feiten, een strategie die in een tuchtonderzoek onaanvaardbaar is. De waarheidsverplichting maakt immers het tegengewicht uit voor de beperkte onderzoeksmogelijkheden van de stafhouder en de door hem aangestelde onderzoeker. Door het feit dat de advocaat de waarheid niet heeft gesproken heeft hij willen verbergen dat hij tegenstrijdige belangen heeft behartigd. Gelet op zijn volledig blanco tuchtrechtelijk verleden beslist de tuchtraad een schorsing op te leggen van drie maanden waarvan de helft met uitstel gedurende een periode van drie jaar.