Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Hoger beroep door stafhouder tegen motivering van vrijspraak
- Gebruik broodzak voor publiciteit
- Inhoud publiciteit versus drager van publiciteitsboodschap
- Art. 463 Ger. W.
- Art. 455 Ger. W.
- Beoordelingsbevoegdheid tuchtraad
- Hoger beroep ongegrond
De vraag is of in strijd werd gehandeld met de basisregels van art. 455 Ger. W. door zijn advocatenkantoor bekend te maken via een broodzak. Zoals de tuchtraad oordeelde dat niet werd gehandeld in strijd met de waardigheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag ligt, treedt de tuchtraad van beroep dit standpunt bij. De tuchtraad van beroep volgt de tuchtraad evenwel niet waar deze oordeelde dat de wijze waarop publiciteit wordt gevoerd (via een lichtkrant, spots of een broodzak) en of deze publiciteit al dan niet van smaak getuigt en al dan niet aanbevelenswaardig is, niet tot de beoordelingsbevoegdheid van de tuchtraad behoort. Het is de advocaat toegestaan publiciteit te voeren of te laten voeren voor zover deze niet in strijd is met enige rechtsnorm (Codex deontologie voor advocaten. Orde van Vlaamse Balies. Afdeling III.1.7. Publiciteit. Art. III.1.7.1). Het komt de tuchtraad dus wel degelijk toe om te oordelen of een advocaat een rechtsnorm, in casu art. 455 Ger. W., heeft geschonden. Daarbij dienen én de inhoud van de publiciteit én de wijze waarop deze werd gevoerd beoordeeld te worden. Het is daarbij niet denkbeeldig dat de publiciteit zodanig smakeloos is of naar inhoud of naar de drager dat deze als strijdig met art. 455 Ger. W. moet worden beschouwd. Dit is in casu evenwel niet het geval.