Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Weglating lijst stagiairs door raad van de Orde
- Verzet
- Stagemeester
- Art. 434 en 435 Ger. W.
- Fundamentele plicht
- Administratieve vestiging
- Postbusadres
- Kantoor
- Verstek
- Verzet ongegrond
- Bevestiging beslissing tuchtraad van beroep van 11 juni 2013
Een advocaat stagiair liep stage, oorspronkelijk een periode met stagemeester, doch daarna nog lange periodes zonder stagemeester. Tussen de verschillende periodes was hij gedurende lange tijd arbeidsongeschikt ingevolge een ongeval. De initiatieven die hij in conclusie aanvoert, en die zouden moeten aantonen dat hij terug aan het werk kan, veranderen niets aan het vaststaand feit dat hij nog steeds en thans sedert meer dan 2 jaar geen stagemeester heeft. Er kan geen rekening worden gehouden met de periode van arbeidsongeschiktheid nu deze een aanvang nam toen hij nog een stagemeester had. Ten overvloede wordt vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid een einde nam op 8 december 2012. Er wordt niet bewezen dat na 8 december 2012 een stagemeester werd gezocht, laat staan gevonden.
De plicht om voorafgaand aan de opname op het tableau van de Orde van Advocaten gedurende 3 jaar stage te verrichten wordt bepaald in art. 434 Ger. W.
Art. 435 Ger. W. verleent aan de Raad van de Orde de bevoegdheid om de stageverplichtingen vast te leggen en bepaalt bovendien dat, behoudens vrijstelling verleend door de overheid van de Orde, de stage niet mag worden onderbroken of geschorst.
Het hebben van een stagemeester raakt de essentie van de stage en de stageverplichtingen. De advocaat voldoet sedert lang niet aan deze voorwaarden. De miskenning van deze fundamentele plicht is van structurele aard geworden. De advocaat dient dan ook te worden weggelaten van de lijst van de stagiairs.
De beslissing van de Tuchtraad van Beroep d.d. 11 juni 2013, die de beslissing van de Raad van de Orde d.d. 3 december 2012 bevestigt, moet derhalve worden bevestigd.
De verzoeken in ondergeschikte orde dienen niet te worden beantwoord, nu geantwoord werd op het verzoek dat in hoofdorde werd geformuleerd. Het niet hebben van een stagemeester in zijnen hoofde is op zich een voldoende reden om hem weg te laten van de lijst van de stagiairs. De beslissing over het al dan niet beschikken over een kantoor is verder zonder belang.
Uit het dossier blijkt dat de advocaat geen kantoor houdt op het door hem aangegeven adres. Het feit dat in conclusie het tegendeel wordt beweerd, het voorleggen van een niet gedateerde foto van een brievenbus met een eenvoudig niet duurzaam bevestigd plakbriefje, en de formele vestiging als advocaat op het opgegeven adres door opgave ervan aan bepaalde instanties (zoals de KBO) maken niet aannemelijk dat hij op dit adres effectief een advocatenkantoor heeft gevestigd.
Een loutere administratieve vestiging of een postbusadres zonder achterliggend werkbaar en toegankelijk kantoor volstaat niet.
Het verzet is ongegrond. De beslissing van de Tuchtraad van Beroep d.d. 11 juni 2013 wordt bevestigd.