Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Overige
- Hoger beroep paleisverbod
- Hoger beroep zonder voorwerp
Op 8 juni 2012 werd de advocaat door de stafhouder een verbod opgelegd om gedurende een periode van 3 maanden gerechtsgebouwen of strafinrichtingen te betreden (paleisverbod). Dit verbod werd twee keer met 3 maanden verlengd door de Raad van de Orde van advocaten (op 6 september 2012 en op 6 december 2012).
De advocaat tekende hoger beroep aan tegen de beide verlengingsbeslissingen. Het hoger beroep tegen de tweede verlengingsbeslissing werd door de tuchtraad van beroep ongegrond verklaard op 12 februari 2013. Er ontstond echter verwarring rond het hoger beroep tegen de eerste verlengingsbeslissing van 6 september 2012.
Het hoger beroep werd aangetekend, maar er was geen definitieve uitspraak door de tuchtraad van beroep.
Nadat de advocaat een verzoek tot wraking van een assessor had ingediend (hetgeen hangende was bij het Hof van Cassatie) diende hij bij toepassing van art. 837 Ger.W. een verzoek in om deze assessor bij hoogdringendheid te vervangen. Dit verzoek werd afgewezen. Deze afwijzing werd ten onrechte bestempeld als een beslissing van de Nederlandstalige Tuchtraad van Beroep voor Advocaten, wat een onjuiste aanduiding is omdat het een beslissing van de voorzitter betrof. Er werd dus door de tuchtraad van beroep nooit een beslissing genomen over het hoger beroep tegen de verlengingsbeslissing van de raad van 6 september 2012.
Op verzoek van betrokkene werd de zaak opnieuw op zitting gebracht op 9 juni 2020.
De tuchtraad van beroep concludeerde dat het hoger beroep van betrokkene zonder voorwerp was geworden, gezien de ondertussen reeds lang verlopen termijn van het oorspronkelijke verbod en de bevestiging van de (tweede) verlenging in 2013.