TB-0044-2010: Beslissing 21 december 2011
- Reglement advocaat en media
- Reglement confraterniteit
- Getuigenbewijs
- Journalist als getuige
- Belang van de cliënt
- Wapengelijkheid
- Goede trouw
- Redelijke twijfel
- Twijfel in voordeel van advocaat
- Vrijspraak
Bij eerdere beslissing van 24 februari 2011 besloot de tuchtraad tot heropening der debatten om de advocaat toe te laten een getuige op te roepen. Op het door de advocaat zelf geformuleerde bewijsaanbod middels getuigenbewijs werd evenwel door de opgeroepen journalist/getuige geen afdoende reactie gegeven. De tuchtraad kan hierdoor enkel oordelen op basis van de voorliggende feitelijkheden en stukken.
Bij mededelingen aan de media, dient de betrokken raadsman steeds te vertrekken vanuit de bekommernis van de belangen van de cliënt en het dienen van een rechtvaardige zaak. De advocaat moet onder meer ook waken voor de inachtneming van de rechten van de verdediging van het slachtoffer en derden, hun privéleven en waardigheid. De advocaat dient bij zijn tussenkomst te getuigen van zorgvuldigheid, ook met betrekking tot de gerechtvaardigde belangen van derden, die niet onnodig grievend mogen worden bejegend. De advocaat moet er zich ook van onthouden het proces in de media te voeren en moet zich van alle commentaren onthouden, behoudens indien, als gevolg van mededelingen in de media van het Openbaar Ministerie, de persrechter of derden, de wapengelijkheid bepaaldelijk een reactie noodzakelijk maakt.
Bovendien dient een advocaat overeenkomstig art. 1.7 van het reglement van 4 juni 2003 inzake advocaat en media er voor te waken de medewerking aan de geschreven pers afhankelijk te stellen van de voorafgaande kennisneming van de te publiceren tekst.
Een advocaat moet zich in de pers onthouden van kritiek op het onderzoek en dient het proces te voeren voor de bevoegde gerechtsinstanties in plaats van in de media. In casu dient geoordeeld dat de advocaat te goeder trouw heeft gehandeld en in eer en geweten heeft gemeend dat de reactie in de pers noodzakelijk was vanuit de bekommernis om de belangen van de cliënt te dienen en vanuit de zorg voor de wapengelijkheid tussen verdediging en vervolging.
Er bestaat een redelijke twijfel met betrekking tot de inbreuk op de voornoemde reglementen. Deze twijfel dient in het voordeel van de advocaat te spelen. Op basis van de weerhouden twijfel dringt een vrijspraak zich op.