- Belang
- Artikel 17-18 Ger.W.
- Herformulering vordering
- Hypothetische situatie
- Vordering in rechte
- Onontvankelijke vordering
Een advocaat die aan de raad van de Orde het verzoek richtte tot opname op het tableau van advocaten heeft in zijn beroepschrift waarmee hij hoger beroep instelde tegen de weigeringsbeslissing van de raad van de Orde tot opname op het tableau zijn vordering geherformuleerd.
De advocaat die bij neerlegging van zijn beroepschrift zijn weglating van de lijst van de stagiairs reeds had gevraagd en inmiddels onder een bediendencontract actief was, vroeg aan de tuchtraad van beroep niet meer om zijn opname op het tableau maar wel om te horen zeggen voor recht dat hij op datum van de oorspronkelijke aanvraag en op datum van de bestreden beslissing voldeed aan de voorwaarden om te worden opgenomen op het tableau van advocaten.
De tuchtraad van beroep oordeelt dat nieuwe vorderingen enkel kunnen worden toegelaten als de betrokken advocaat bij de neerlegging van het beroepschrift belang had om de vordering in te dienen. Dat belang moet overeenkomstig artikel 18 Ger. W. reeds verkregen en dadelijk zijn.
Het feit dat de betrokken advocaat puur hypothetisch mogelijkerwijze in de toekomst opnieuw zijn opname op het tableau van een Orde zou kunnen vragen houdt geen ernstig bedreigd recht in. Een hypothetische situatie is niet van aard om de uitoefening van een vordering in rechte te rechtvaardigen. De raad van de orde waar de betrokken advocaat zich mogelijkerwijze ooit in de toekomst zal willen inschrijven moet op dat moment over zijn opname op het tableau oordelen. Op dit moment wordt geen bewijs geleverd van een ernstige dreiging van concreet aanwijsbare schade, noch van een reëel nut, zoals vereist voor een toelaatbare verklaring voor recht in de zin van artikel 18 2de lid Ger. W.
De tuchtraad van beroep oordeelt dat er thans geen belang bestaat in hoofde van de betrokken advocaat voor de in graad van beroep ingestelde vordering. De vordering is onontvankelijk.