TB-0030-2010: Beslissing 20 januari 2011
- Salduz
- Rechten van verdediging
- Obscuri libelli
- Bevoegdheid stafhouder
- Appreciatierecht
- Partijdigheid stafhouder
- Belangenvermenging
- Misleiding cliënt
- Blanco tuchtverleden
- Deels vrijspraak
- Schorsing 3 maanden met uitstel
- Kosten van het onderzoek
Procedure
Op basis van het Salduz-arrest moet een verdachte, een in verdenking gestelde, vooraleer kan worden overgegaan tot zijn ondervraging, de mogelijkheid hebben om bijgestaan te worden door een advocaat. De rechten van verdediging van de advocaat in casu werden evenwel niet geschonden nu de advocaat nog vóór zijn eerste ondervraging door de onderzoeker, van wiens aanstelling hij schriftelijk op de hoogte werd gebracht, ervan in kennis werd gesteld dat te zijnen laste een tuchtonderzoek werd opgestart. Vanaf hetzelfde ogenblik beschikte hij conform art. 458 §1 laatste lid Ger. W. over de mogelijkheid zich desgewenst door de advocaat van zijn keuze te laten bijstaan. Bovendien werd hem in elk stadium van het onderzoek de gelegenheid gegeven stukken bij het dossier te voegen en werd hem kopie van zijn verklaring overhandigd. Er is dan ook geen enkele reden om de verklaring van de advocaat en/of het verslag van de onderzoeker uit de debatten te weren. Nu uit de conclusies van de advocaat en de verdediging ter zitting blijkt dat de advocaat perfect weet welke feiten hem ten laste worden gelegd en wanneer deze zich hebben voorgedaan en nu deze feiten niet alleen blijken uit de aangetekende oproeping dd. 10 mei 2010 maar ook uit het omstandig verslag van de aangestelde onderzoeker en het tuchtdossier op zich, kan niet gesteld worden dat in casu sprake zou zijn van het beweerde obscuri libelli.
Het loutere feit dat de stafhouder de feiten zwaarwichtig acht of meent dat er een te grote betrokkenheid is van deze advocaat om in een dossier verder te gaan, is niet van die aard dat hieruit kan besloten worden dat de stafhouder handelt met een persoonlijke vooringenomenheid ten opzichte van de betrokken advocaat. In tuchtzaken heeft de stafhouder niet alleen een onderzoeksfunctie maar ook een appreciatierecht, in die zin dat hij na het onderzoek kan oordelen of er al dan niet voldoende redenen bestaan om de advocaat, voorwerp van het tuchtonderzoek, al dan niet naar de tuchtraad te verwijzen. Er kan derhalve niet tot enige vooringenomenheid van de stafhouder of van de aangestelde onderzoeker besloten worden.
Ten gronde
Het ter beschikking stellen van een kantoorruimte aan een cliënt van een kantoorgenoot, wetende dat dit kantoor dienst doet als fictieve maatschappelijke zetel van diens vennootschap en door actief hulp en bijstand te verlenen aan de zaakvoerder van deze vennootschap via het aftekenen van de aangetekende briefwisseling en het doorsturen van de poststukken, betreft een handelswijze waardoor de geloofwaardigheid en het vertrouwen in de advocatuur geschaad wordt.
De advocaat heeft zijn verplichtingen verwaarloosd en afspraken met de cliënt niet gehonoreerd en heeft de cliënt misleid. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan belangenvermenging.
De bewezen geachte feiten vormen ernstige inbreuken op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen. De tuchtraad legt hiervoor een schorsing op van 3 maanden, doch gelet op het blanco tuchtrechtelijk verleden, volledig met uitstel. Tevens dient hij de kosten van het onderzoek te betalen. Voor de niet bewezen geachte feiten wordt de vrijspraak uitgesproken.