Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Media
- Vrijspraak
De aan de advocaat ten laste gelegde feiten hebben betrekking op de kennelijk aanhoudende polemiek op Twitter tussen hemzelf en een viroloog. De “twitterdiscussie” die aan de tuchtraad ter beoordeling wordt voorgelegd heeft betrekking op de door de advocaat aangeklaagde beweerde belangentegenstelling in hoofde van de viroloog als bestuurder van een bepaalde VZW enerzijds en als overheidsadviseur anderzijds.
Een bericht in die zin werd door de advocaat gepost op zijn twitteraccount, met als bijlage een publicatie in het Belgisch Staatsblad van een akte herbenoeming bestuurders van de genoemde VZW. In deze akte worden de verschillende bestuurders van de VZW aangeduid met vermelding van hun woonplaats.
De tuchtraad oordeelt dat de voorgehouden inbreuk op art. 158.1 Codex Deontologie wegens het beweerd voeren van een proces in de media niet is bewezen. Een discussie op een sociaal medium over het al dan niet toegelaten karakter van de verwijzing naar een publicatie in het Staatsblad, valt niet gelijk te stellen met het “voeren van een proces in de media”.
Evenmin is aangetoond dat de advocaat een gebrek aan sereniteit in de voorgelegde twitterberichten aan de dag zou hebben gelegd. Er wordt in opeenvolgende twitterberichten wel een discussie gevoerd over het al dan niet geoorloofd karakter van het gebruiken van de publicatie in het Staatsblad, met woord en wederwoord, maar een gebrek aan sereniteit kan daaruit niet afgeleid worden.
Tuchtraad stelt verder vast dat de adresgegevens van de bestuurders van de VZW, hoewel zulks niet verplicht is, vrijwillig door henzelf werd gepubliceerd in de bijlagen van het Staatsblad. Deze informatie was dus kosteloos en eenvoudig beschikbaar voor het publiek, zodat bezwaarlijk kan aangenomen worden dat de verwijzing naar deze publicatie in een twitterbericht de privacy van de betrokken personen zou geschonden hebben, wanneer eenieder wordt geacht de inhoud van het Staatsblad te kennen.
Ook het voorgehouden stimuleren van enig onveiligheidsgevoel komt niet bewezen voor: gebeurlijke bedreigingen aan het adres van de klager, uitgaand van derden en daterend van voor het aangeklaagde bericht, kunnen bezwaarlijk aan de advocaat worden toegeschreven.
De bewoordingen waarin het bericht zijn opgesteld komen geenszins bedreigend over: het louter feit dat in de bijlage van het bericht wordt verwezen naar publiek gekende informatie, kan niet gekwalificeerd worden als het stimuleren van enig onveiligheidsgevoel.
De aan de advocaat ten laste gelegde feiten zijn niet naar eis van recht bewezen, zodat hem ontslag van tuchtvervolging dient te worden verleend. De advocaat wordt vrij gesproken van de hem ten laste gelegde feiten.