Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Inbreuk reglement derdengelden/derdenrekening
- Blanco tuchtverleden
- Opschorting
De ingestelde tuchtvervolging heeft betrekking op het feit dat in de loop van het onderzoek een verschil werd vastgesteld tussen de boekhoudkundige stand van de derdenrekening van het advocatenkantoor van de advocaat in kwestie, en de effectieve tegoeden op de derdenrekening bij een andere bank.
Deze feiten worden in de dagvaarding gekwalificeerd als inbreuken op art. 1, 4, 133 en 134 Codex Deontologie Advocaten.
De feiten worden door de advocaat betwist, en zij schrijft het vastgestelde verschil, samengevat, toe aan de saldering van deze rekening door overschrijving van het beschikbaar tegoed op rekening van haar vennoot bij de oprichting van het kantoor, en aan het gebrek aan informatie dat zij desbetreffend zou ontvangen hebben van deze vennoot.
Eigenlijk schuift de advocaat de verantwoordelijkheid voor het tekort door naar haar voormalige kantoorgenoot, terwijl uit het onderzoek blijkt dat deze kantoorgenoot verwijst naar de advocaat.
De advocaat kan in haar verweer omtrent het ten laste gelegde feit niet worden bijgetreden.
Het staat buiten betwisting dat de derdenrekening voornoemd werd gebruikt als “de” derdenrekening van het kantoor.
Deze derdenrekening werd ook op nul gezet bij de oprichting van het kantoor, om verder te worden gebruikt als de door de cliënten gekende derdenrekening.
Welke ook de interne afspraken waren binnen het kantoor, het komt aan elke advocaat persoonlijk die deel uitmaakt van het kantoor en in wiens dossiers de derdenrekening wordt gebruikt, toe te waken over het correct gebruik van de derdenrekening van het kantoor.
Het verweer van de vennoot tijdens het onderzoek dat de rapportering van de derdenrekening gebeurde door toenmalig advocaat in kwestie, en het verweer van de advocaat dat zij geen of onvoldoende informatie kreeg van de vennoot, is dan ook niet dienend.
Het is en blijft de verantwoordelijkheid van elke advocaat persoonlijk, ook indien het beroep wordt uitgeoefend onder een vennootschaps- of andere associatievorm, te waken over een correct gebruik van de derdenrekening die wordt aangewend in de afhandeling van zijn of haar dossiers.
Vermits er tekorten waren – ongeacht het bedrag van deze tekorten en/of de oorzaken ervan – blijkt dat de derdenrekening in het kantoor niet werd gebruikt conform de voorschriften beschreven in art. 133 en 134 CDA.
Het bestaan van tekorten en het onvermogen daarover een correcte uitleg te geven wijst op een zekere laksheid in het gebruik van de derdenrekening, zonder dat evenwel concrete misbruiken aan het licht zijn gekomen.
De ten laste gelegde feiten komen de tuchtraad dan ook als bewezen voor.
Er wordt vastgesteld dat de advocaat ondertussen de balie heeft verlaten na een loopbaan met een vlekkeloos tuchtrechtelijk verleden.
Er werden geen vorderingen gesteld door cliënten van het kantoor met betrekking tot de derdengelden, zodat het vastgestelde tekort naar alle waarschijnlijkheid te wijten is aan een gebrek aan toezicht, onachtzaamheid bij het gebruik van de rekening en de eerder onoordeelkundige beslissing om bij de oprichting van het kantoor een bestaande derdenrekening te salderen in plaats van een nieuwe rekening te openen en dus effectief van nul te beginnen.
Deze onachtzaamheid bij het gebruik en het beheer van de derdenrekening vormt een inbreuk op de eer van de Orde van Advocaten en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.
De tuchtraad verklaart daarom de feiten bewezen en verleent aan de voormalig advocaat de gunst van de opschorting.