Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Aanschaf en bezit verdovende middelen
- Raadsman mededader
- Herhaling
- Blanco tuchtverleden
- Deels bewezen
- Deels vrijspraak
- Drie weken schorsing met uitstel voor de duur van drie jaar onder voorwaarden
De advocaat dient zich te verantwoorden voor :
“Het aanschaffen en bezit van verdovende middelen, met name cocaïne, in de periode mei-juni 2017, meer bepaald op 31 mei 2017, 4 juni 2017, 16 juni 2017 en 30 juni 2017:
Met de bijkomende omstandigheid dat dit aan het licht is gekomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen een drugsbende, met name waar de advocaat als afnemer voorkomt op de telefoontap van de verdachten;
Met de bijkomende omstandigheid dat de advocaat als raadsman in het kader van SALDUZ één van de mededaders/ verdachten in dat strafonderzoek zou bijstaan en er door de onderzoeksrechter attent werd op gemaakt dat de advocaat hierin niet kon optreden;
Met de bijkomende omstandigheid dat de advocaat verkeerde in een toestand van bijzondere herhaling, gelet op het vonnis van 1 juni 2016 van de raadkamer van de correctionele rechtbank, waar de advocaat de gunst van de opschorting van veroordeling van een termijn van 3 jaar vanaf 1 juni 2016 werd verleend;
Met de bijkomende omstandigheid dat de advocaat voorwerp was geweest van een eerder tuchtonderzoek voor gelijkaardige feiten, geopend op 5 januari 2016 en afgesloten met een vermaning van de stafhouder op 6 juni 2016.”
De tuchtraad is van oordeel dat hoewel hij de feiten niet pleegde tijdens de uitoefening van zijn beroep en de feiten zich inderdaad afspeelden in de privésfeer, de feiten niettemin een misdrijf inhouden en dat dit zowel de advocaat in kwestie als de advocatuur in het algemeen in opspraak kan brengen.
De feiten maken dus ontegensprekelijk een inbreuk uit op de beginselen van de waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid van de advocaat.
Een inbreuk op art. 2 van de codex deontologie voor advocaten nl. een inbreuk op de verplichting van onafhankelijkheid omdat de advocaat in het kader van Salduz bijstand verleende aan een drugsdealer die behoorde tot dezelfde bende als de dealer waarop hij een beroep deed om aan cocaïne te geraken, komt de tuchtraad niet bewezen voor.
De advocaat kreeg van zijn stagemeester opdracht om een zekere A bij te staan tijdens zijn verhoor. Zijn verklaring dat hij niet wist dat A tot dezelfde bende behoorde als de dealer waarop hij een beroep had gedaan om cocaïne aan te kopen komt de tuchtraad geloofwaardig voor.
Hij aanvaardde die opdracht zonder kennis te hebben van het strafdossier en het lijkt aannemelijk dat hij als gebruiker of eindafnemer van de cocaïne geen zicht had op de organisatie die achter de dealer schuil ging.
Bijgevolg komt een inbreuk op art. 2 van de codex deontologie voor advocaten niet bewezen voor.
Het tuchtonderzoek dat de stafhouder op 5 januari 2016 opende en zonder gevolg klasseerde is een feitelijk gegeven dat mag worden vermeld gezien het belang heeft om huidige feiten te kunnen kaderen.
Hetzelfde geldt voor de vermelding van de omstandigheid dat de raadkamer op 1 juni 2016 opschorting van veroordeling verleende.
Dit mag worden vermeld om de huidige feiten waarvoor hij wordt vervolgd te kunnen kaderen, zonder dat die voorgaande feiten evenwel mogen worden beoordeeld en/of bestraft.
Die voorgaande feiten hebben destijds niet geleid tot een tuchtsanctie, zodat er althans op tuchtrechtelijk gebied geen sprake kan zijn van strafverzwaring ingevolge herhaling.
De tuchtraad houdt dus rekening met een blanco tuchtrechtelijk verleden.
De tuchtraad oordeelt dat de eerste tenlastelegging zijnde een inbreuk op art. 1 van de codex deontologie voor advocaten bewezen is en de houding van de advocaat in strijd was met de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.
De tuchtraad spreekt de advocaat vrij voor de tweede tenlastelegging zijnde een inbreuk op art. 2 van de codex deontologie voor advocaten.
Wat de graad van de tuchtsanctie betreft houdt de tuchtraad enerzijds rekening met de aard van de feiten en anderzijds met het blanco tuchtrechtelijk verleden.
De tuchtraad legt als tuchtsanctie een schorsing op van drie weken; zegt dat de uitvoering van deze sanctie volledig wordt uitgesteld voor een duur van drie jaar waarbij volgende probatievoorwaarden worden opgelegd:
- Geen nieuwe inbreuken plegen;
- Het strikt naleven van alle voorwaarden die de raadkamer van de correctionele rechtbank heeft opgelegd bij beschikking van 5 december 2018