Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Afwerving cliënten
- Persoonlijk innen van ‘kantoorerelonen’
- Ontvankelijkheid tuchtvordering
- Verjaring tuchtvordering
- Redelijke termijn
- Art. 456 Ger. W.
- Rechtsgrond voor tuchtvervolging
- Getuigenverhoor
- Overlegging dossiers
- Zaak in voortzetting
Procedure
Het tuchtrecht is niet (noodzakelijk) afhankelijk van de klacht van een klager. De stafhouder beslist autonoom of hij al dan niet tot vervolging overgaat. Hoe de feiten aan de stafhouder ter kennis zijn gekomen, is daarbij van geen belang.
Conform art. 474 Ger. W. moet de tuchtprocedure worden ingesteld binnen twaalf maanden vanaf de kennisneming van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen. Deze heeft echter geen betrekking op de duur van het onderzoek. De redelijke termijn werd niet overschreden en het tuchtonderzoek heeft een normaal verloop gekend. Een termijn van ca. 8 maand voor een administratief onderzoek en een termijn van ca. 1 jaar voor het eigenlijke tuchtonderzoek is niet abnormaal.
Het tuchtrecht voor advocaten is gestoeld op artikel 456 Ger. W., waarin uitdrukkelijk is voorzien dat de tuchtraad tot taak heeft de inbreuken op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, alsook de inbreuken op de reglementen te bestraffen, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken, indien daartoe grond bestaat.
Ten gronde
De advocaat heeft als medewerker een provisie ontvangen in een dossier van het kantoor zonder hierover binnen de werking van het kantoor ooit enige verantwoording te hebben afgelegd. Tevens zou hij een nieuw dossier hebben aangemaakt op eigen briefpapier in een poging deze cliënt voor zich persoonlijk af te werven. Ook zou de advocaat meerdere pogingen hebben ondernomen om cliënten af te werven van het kantoor, o.m. door dossiers kwaadwillig te manipuleren door cliënten van het kantoor via initialen-duiding als persoonlijke cliënten voor te stellen en de erop betrekking hebbende erelonen in eigen naam te innen. Om de afwerving van cliënteel te verdoezelen, deed hij voor bepaalde cliënten aan naamlening bij een confrater en na beëindiging van de samenwerking met het kantoor deed hij t.a.v. cliënteel van het kantoor aan slechtmaking. Bovendien trad de advocaat op als raadsman van afgeworven cliënteel van het kantoor n.a.v. betwistingen over ereloon- en kostenstaten in dossiers van deze cliënten waarvoor hij als medewerker van het kantoor prestaties had verricht.
Alvorens ten gronde te oordelen acht de tuchtraad een getuigenverhoor aangewezen evenals de overlegging van de volledige dossiers met briefwisseling i.v.m. een bepaald dossier. De tuchtraad stelt hiertoe de zaak in voortzetting.