- Confraterniteit
- Leugenachtige verklaringen
- Opschorting uitspraak van veroordeling
- De kosten
De advocaat heeft t.a.v. zijn tegenstrever het niet aankondigen van het instellen van hoger beroep, pogen te verdoezelen door voor te houden dat niet hij, doch wel zijn cliënt het hoger beroep had aangetekend, terwijl dit niet met de werkelijkheid strookte en uit de beroepsakte bleek dat de advocaat wél zelf het hoger beroep instelde.
Het niet aankondigen van een hoger beroep en het verzinnen van een smoes om dit goed te praten, is allesbehalve confraterneel. Dergelijke houding bezoedelt de verstandhouding tussen advocaten en is in strijd met de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen.
Gelet op het feit dat de inbreuk uiteindelijk geen weerslag heeft gehad voor de rechtsonderhorige die zich in graad van hoger beroep heeft kunnen verdedigen, dat de advocaat zich zowel ten aanzien van zijn confrater als ten aanzien van de stafhouder welgemeend en oprecht heeft verontschuldigd en gezien het blanco tuchtrechtelijk verleden, kan de gunst van de opschorting van de tuchtrechtelijke veroordeling worden toegestaan.