Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Permanente vorming
- Onvoldoende punten
- Geen opgave aan stafhouder
- Goede trouw
- Ziekte
- Bereidheid tot regularisatie
- Puntentekort weggewerkt
- Berisping
De advocaat, vervolgd omwille van een tekort aan punten in het kader van de verplichte permanente vorming, verduidelijkte op een eerdere zitting dat de achterstand te wijten was aan ziekte. Nu op 6 maanden tijd 33 punten werden behaald en de advocaat ervan overtuigd was de achterstand te hebben ingelopen, begreep zij niet dat in een brief van de stafhouder sprake was van een tekort van 12 punten. De advocaat dacht dat dit op een vergissing berustte, zodat zij niet op de brief heeft gereageerd. De advocaat benadrukte ingeschreven te zijn voor twee cursussen, samen goed voor 12 punten en verzocht om de zaak uit te stellen zodat zij kon aantonen dat zij de punten had behaald en de achterstand had ingelopen. Ze beklemtoonde dat de achterstand niet aan onwil maar aan een misverstand te wijten was.
Bij beslissing van 18 september 2013 verklaarde de tuchtraad de tuchtvervolging toelaatbaar en regelmatig ingesteld en heropende zij de debatten om de advocaat toe te laten aan te tonen dat zij de punten permanente vorming had behaald en de achterstand had ingelopen.
De stafhouder bevestigde op de zitting dat de advocaat via een inhaalmaneuver in de maanden juli en augustus nog slechts een tekort had van 1 enkel punt en dat zij intussen voor het huidig gerechtelijk jaar reeds een cursus heeft gevolgd ter waarde van 6 juridische punten.
Het niet of onvoldoende volgen van de opgelegde permanente vorming is een inbreuk op de deontologische regels. Deze houding is strijdig met de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen (art. 455 Ger. W.).
De tuchtraad houdt bij de bestraffing weliswaar rekening met het feit dat de advocaat uiteindelijk, zij het laattijdig, haar deontologische plicht is nagekomen voor wat betreft de permanente vorming, zodat als sanctie een berisping wordt uitgesproken.