Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
TB-0059-2012: Beslissing 16 april 2013
Belangenconflict
Medewerking stafhouder / balie
Berisping
- Tuchtonderzoek na klacht
- Ambtshalve tuchtonderzoek
- Bedoeling klager
- Motivering
- Bevoegdheid onderzoeker
- Tegenstrijdige belangen
- Dreiging tot tegengestelde belangen
- Niet naleven injunctie stafhouder
- Tuchtverleden
- Schorsing 1 maand
Procedureel
De vraag of de ‘klager’ klacht heeft neergelegd of enkel tussenkomst van de stafhouder vroeg is ter zake niet dienend nu de stafhouder in een brief aan de advocaat zeer duidelijk heeft gesteld ambtshalve een onderzoek in te stellen bij toepassing van art. 458 Ger. W. Het staat de stafhouder immers vrij om ambtshalve, op klacht of op verzoek van de procureur generaal een onderzoek op te starten.
De advocaat werd duidelijk op de hoogte gebracht conform art. 458 §1, lid 2 Ger.W. Hij werd uitgenodigd om te worden gehoord in het kabinet van de stafhouder, werd uitgebreid ondervraagd en er werd tijdens het verhoor verwezen naar de brieven die zich in het dossier bevinden. Er is dus wel degelijk een onderzoek gevoerd.
De stafhouder heeft in zijn nota van verwijzing wel degelijk gemotiveerd waarom hij doorverwijzing van het dossier vraagt naar de Tuchtraad. Het opnemen van deze motivering van zijn met redenen omklede beslissing om een zaak te verwijzen naar de tuchtraad in een bijlage bij zijn brief aan de voorzitter van de tuchtraad, is conform art. 458, par. 2, lid 1 Ger. W.
De stafhouder is niet verplicht om de bevoegdheid van de onderzoeker te begrenzen. Hij kan de onderzoeker een algemene onderzoeksbevoegdheid delegeren.
Ten gronde
Men mag niet optreden voor partijen met tegenstrijdige belangen, maar ook niet voor partijen voor wie een wezenlijke dreiging bestaat dat een zodanige tegenstelling zal ontstaan. De advocaat treedt nog steeds verder op ondanks de verschillende brieven van de onderzoeker waarvan de inhoud duidelijk is en niet vatbaar is voor twijfel en waarin wordt gesteld dat de advocaat deontologisch gezien niet verder kan optreden in dat dossier. Het bevel van de stafhouder werd dus niet nageleefd. De advocaat heeft een tuchtverleden. Herhaalde brieven en verwittigingen van de stafhouder zijn zonder gevolg gebleven, wel integendeel: er zijn leugenachtige verklaringen afgelegd door bijvoorbeeld te schrijven te zijn opgevolgd waar dit niet het geval was. Deze houding is geen beoordelingsfout maar een flagrante inbreuk op de regels van de deontologie. Rekening houdend met de bijzonder ernstige aard van de feiten, wordt als straf een schorsing opgelegd voor een periode van één maand.