- Belangenvermenging
- Art. 51 en 27 Gemeentedecreet
- Art. 245 Sw.
- Stedenbouwkundige vergunning
- Bevoegdheid tuchtraad
- Gerede twijfel
- Appreciatiefout
- Blanco tuchtverleden
- Berisping
De bevoegdheid van de Tuchtraad beperkt zich tot het optreden van de advocaat als advocaat. Oordelen of zijn optreden als schepen al dan niet strijdig is met het verbod op belangenvermenging, behoort niet tot de bevoegdheid van de Tuchtraad. Een gerede twijfel dient in het voordeel van de advocaat te worden geïnterpreteerd.
De beoordeling van de belangenvermenging beperkt zich tot de vraag of de deelname van de advocaat aan de beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen strijdig is met artikel 51, derde lid en artikel 27,1° van het gemeentedecreet van 15/07/2005 enerzijds en artikel 245 Sw. en, bij uitbreiding, de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen. Het misdrijf van belangenvermenging, zoals omschreven door artikel 245 Sw. en bedoeld in de bepalingen van het Gemeentedecreet, bestaat erin dat een persoon die een openbaar ambt uitoefent, een handeling stelt of een toestand gedoogt waardoor hij een voordeel kan behalen uit zijn ambt en bestraft aldus het vermengen van het algemene belang met het particuliere belang. Het optreden van de advocaat kan niet worden gekwalificeerd als een handeling waaruit hij een voordeel kon halen of beoogde te halen. De tenlastelegging is dus niet bewezen, althans in zoverre zij een strijdigheid beoogt met artikel 245 Sw. en de artikelen 51 jo. 27, §1, 1° van het Gemeentedecreet.
De vraag stelt zich anderzijds of het optreden van de advocaat beantwoordt aan de regels van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen. Het is weinig kies om als advocaat op te treden in een betwisting, waarbij stedenbouwkundige vergunningen, verleend door het College van Burgemeester en Schepenen waarvan diezelfde advocaat deel uitmaakte, ter discussie staan. Vooral omdat de advocaat schepen van ruimtelijke ordening is en dus, als schepen, rechtstreeks betrokken bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, is het in strijd met de regels van de kiesheid om naderhand - zelfs wanneer de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend door het College - op te treden in geschillen waarbij deze stedenbouwkundige vergunning, zelfs maar zijdelings, betrokken is. De tenlastelegging is dus bewezen, in zoverre zij een strijdigheid beoogt met de regels van de kiesheid, zoals bedoeld in artikel 455 Ger. W. De tuchtraad meent dat het hier enkel een appreciatiefout betreft doch ook niet meer dan dat.
Gelet op de afwezigheid van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen en het kennelijk eenmalig karakter van deze deontologische inbreuk, wordt een berisping uitgesproken.