TB-0041-2011: Beslissing 7 juli 2011
- Optreden als advocaat tijdens schorsing
- Tenuitvoerlegging schorsing
- Kracht van gewijsde
- Schorsing 15 dagen
De advocaat werd een schorsing opgelegd van 3 maand met uitstel van uitvoering voor een gedeelte van twee en een halve maand. Een eensluidend verklaard afschrift van die beslissing werd bij aangetekende brief door de secretaris van de tuchtraad aan de advocaat gezonden. Bij zelfde brief werd medegedeeld dat hij te rekenen vanaf deze kennisgeving over een termijn van 15 dagen beschikte tot het aantekenen van hoger beroep.
Bij brief van de procureur-generaal te Gent, die in toepassing van art. 471 Ger. W. zorgt voor de tenuitvoerlegging van de beslissingen van schorsing en schrapping, werd de advocaat expliciet en in niet mis te verstane bewoordingen erop gewezen dat de beslissing definitief zou worden op 18 oktober 2010 behoudens er door hem hoger beroep zou worden ingesteld. Uit het voorgaande blijkt dat de advocaat wist, - moest weten -, dat zijn schorsing van een halve maand een aanvang nam op 18 oktober 2010.
Indien de advocaat enige twijfel had over de juiste datum van het ingaan van de schorsing om reden dat er in tussentijd mogelijks een hoger beroep zou ingesteld zijn door de stafhouder van zijn balie en/of de procureur-generaal, had hij de mogelijkheid om contact te nemen met de secretaris van de tuchtraad van beroep, wat hij niet heeft gedaan.
Het feit op zich dat hij tijdens de periode van schorsing zijn werkzaamheden als advocaat verder zette, wordt niet betwist.
Door ondanks de definitief geworden beslissing van de tuchtraad (effectieve schorsing van een halve maand) toch zijn beroepswerkzaamheden verder te zetten, heeft de advocaat een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.
Deze inbreuk dient gesanctioneerd met een effectieve schorsing van 15 dagen.