Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
TB-007-2007: Beslissing 27 oktober 2008
TB-007-2007: Beslissing 12 januari 2009
- Art. 53bis Ger. W.
- Art. 461-462 Ger. W.
- Verzet t.a.v. secretaris
- Verzet t.a.v. voorzitter
- Niet overmaken dossier aan opvolger
- Niet beantwoorden briefwisseling stafhouder en confrater
- Bevoegdheid voorzitter tuchtraad
- Bevoegdheid stafhouder
- Kwalificatie feiten
- Tuchtverleden
- Schorsing 1 jaar en schrapping art. 460 Ger. W.
Procedure
Verzet t.a.v. de secretaris is onontvankelijk nu conform art. 462 derde lid Ger. W. verzet moet worden aangetekend t.a.v. de voorzitter van de tuchtraad.
Art. 458 §2 Ger. W. vereist niet dat de stafhouder de briefwisseling persoonlijk ondertekent, terwijl de wet evenmin voorziet dat de gemotiveerde beslissing van de stafhouder en het dossier tegelijkertijd aan de voorzitter dienen te worden toegezonden.
Ingevolge art. 459 Ger. W. beperkt de taak van de voorzitter van de tuchtraad zich in dossiers waarvan de tuchtraad kennis neemt ‘door toedoen van de stafhouder’, tot het oproepen van de advocaat. De voorzitter mag geen feiten of kwalificaties aan de door de stafhouder in zijn met redenen omklede beslissing toevoegen, weglaten of wijzigen. De tuchtvervolging is niet toelaatbaar als de tuchtraad niet beschikt over een met redenen omklede beslissing van de stafhouder nu het voor de tuchtraad niet mogelijk is om na te gaan of de in de oproeping door de voorzitter weerhouden betichtingen zich vereenzelvigen met de betichtingen, weerhouden door de stafhouder.
Ten gronde
Het niet naleven van reglementen van de OVB die tussen advocaten als wet gelden, is op zich reeds een ernstige deontologische inbreuk.
Het niet overmaken van dossiers aan een opvolger is een laakbare houding en strijdig met het OVB-reglement inzake opvolging. Het spoedig overmaken van dossiers aan een opvolger is een essentieel kenmerk van de deontologie tussen de advocaten. De tuchtoverheid moet erop toezien dat de belangen van de rechtzoekende niet worden geschaad door de weigering van de advocaat het dossier over te maken.
Het beantwoorden van briefwisseling van confraters is essentieel nu dit anders de confraters verhindert de hen toevertrouwde opdrachten naar behoren uit te voeren. Een inbreuk hierop brengt ook ernstige schade toe aan het imago en de goede werking van de advocatuur.
Het niet beantwoorden van de briefwisseling van de stafhouder is onaanvaardbaar omdat dit de goede werking van het (reeds overbelaste) kabinet van de stafhouder belast. Het maakt naast een miskenning van het respect verschuldigd aan het hoofd van de Orde, ook een ernstige aantasting uit van de goede werking van de Orde in één van haar meest essentiële aspecten, namelijk de controle op de naleving van deontologische normen.
Gelet op het tuchtverleden is een schorsing van een jaar een passende sanctie. Evenwel maakt de tuchtraad toepassing van artikel 460, 2e lid Ger. W. – gelet op een eerdere schorsing – en schrapt de advocaat van het tableau.