- Inbreuk reglement confraterniteit
- Schending vertrouwensrelatie tussen confraters
- Formuleren van aantijgingen over confrater
- Waarschuwing
Het formuleren van aantijgingen over strafrechtelijk verboden handelingen en/of machtsmisbruik en pogingen tot intimidatie tegenover een confrater zijn in strijd met de regels van de confraterniteit en de vertrouwensrelatie tussen advocaten, zeker wanneer deze worden opgenomen in (al dan niet als officieel aanvaarde) brieven en/of brieven die door een advocaat zelf ten behoeve van zijn cliënt worden opgesteld, ook al is het dan uitsluitend deze laatste die ondertekent. Het eventuele waarheidsgehalte van deze aantijgingen is voor de tuchtraad in casu niet aan de orde.
Van zodra de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat en raadsman van een bepaalde cliënt in een bepaald dossier kennis kreeg van mogelijke beroepsgebonden strafbare inbreuken (zowel gemeenrechtelijke als deontologische) in hoofde van een andere confrater in datzelfde dossier diende hij hiervan voor elke mogelijke verdere actie zijn stafhouder in te lichten en was het hem niet toegelaten dergelijke beweerde inbreuken op te nemen in zijn of de door hem ontworpen briefwisseling, laat staan van deze briefwisseling in enige procedure gebruik te maken.
Een advocaat heeft de verplichting tot loyauteit en moet elk gedrag dat van aard is om de reputatie van het beroep te schaden, vermijden.
De inbreuken van de advocaat in casu staan los van de al dan niet door de confrater gepleegde feiten en hun mogelijke tuchtrechtelijke gevolgen.
Gelet op het blanco tuchtrechtelijk verleden acht de tuchtraad de sanctie van waarschuwing voldoende.