Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Beheer derdengelden
- Verzet
- Schrapping
De klacht heeft o.a. betrekking op het beheer der derdengelden en onder andere en in het bijzonder art. 134 van de Codex deontologie voor advocaten.
In het kader van de regeling van de nalatenschap van de echtgenoot van cliënte werd een bedrag van 161.108,75 USD op de derdenrekening van de advocaat ontvangen.
Gezien de illegaliteit van verblijf van cliënte bezat zij geen derdenrekening.
De advocaat beweerde dat het bedrag via cheque aan cliënte werd overgemaakt.
Cliënte kon de advocaat gedurende enkele jaren niet meer bereiken, waarna zij contact opnam met een confrater, die de advocaat vroeg het bewijs van overdracht van de derdenrekening te bezorgen.
Bij gebreke aan reactie werd de advocaat aangeschreven door de stafhouder.
In haar antwoord beweert de advocaat niet meer in het bezit te zijn van enig dossier, noch rekeninguittreksel. In die brief wordt beweerd dat de uitbetaling aan cliënte gebeurd zou zijn bij cheque.
Krachtens art. 132 en 135 Codex Deontologie deed de stafhouder navraag naar de verrichtingen op de derdenrekening van de advocaat.
Uit dit overzicht blijkt dat het bedrag in dollars, zijnde 161.108,65 USD op de rekening werd omgezet naar 118.566,73 EUR.
De verrichtingen die nadien voorkomen op de derdenrekening tot op de dag van vandaag geven geen debitering aan van dat bedrag of een benaderend bedrag, maar via kleinere bedragen gebeurt een afboeking zodat er op datum van heden een negatief saldo openstaat van 1.489,34 EUR te rekenen vanaf de creditering.
De advocaat heeft zich niet gehouden aan de regels van de derdenrekening. Het bedrag werd niet op een afzonderlijke rubriekrekening geplaatst en er werd geen toelating gevraagd om het geld via een cheque te betalen (waarvoor de advocaat geen enkel bewijs aanbrengt), maar vooral, er zijn ernstige vermoedens dat de advocaat deze gelden heeft ontdragen voor eigen gebruik.
De stafhouder verzocht aan de advocaat:
- hetzij het bewijs bij te brengen van de debitering van het bedrag via een cheque;
- toelichting te verschaffen door het bijbrengen van alle stukken
De advocaat deelde mee dat zij toelating had gevraagd aan de toenmalige stafhouder om de gelden via cheque te mogen betalen.
Die beslissing kwam tussen in 2013, wat betekent dat het dossier van de advocaat minder dan vijf jaren oud is en dus nog in haar bezit zou moeten zijn, samen met het bewijs van betaling, quod non.
De Tuchtraad besliste bij verstek dat de advocaat de sanctie van schrapping wordt opgelegd.
Naar aanleiding van het verzet en het onderzoek ter zitting, waarmee de advocaat werd geconfronteerd en de gelegenheid heeft gehad verweer te voeren, werd bovendien vastgesteld dat een gedeelte van deze debetbewegingen gebeurde ten voordele van de eigen kantoorrekening.
De tenlastelegging blijft bewezen.
De advocaat werd reeds eerder tuchtrechtelijk vervolgd naar aanleiding waarvan haar het voordeel van de opschorting voor een periode van 1 jaar werd verleend.
De thans in het kader van huidig dossier aan de advocaat verweten gedraging getuigt van een bijzonder ernstige tekortkoming in haren hoofde ten aanzien van de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan de grondslag liggen aan het beroep van advocaat zoals opgenomen in art. 447-455 en 456 Ger. W. en de desbetreffende artikelen van de Codex Deontologie.
De Tuchtraad verklaart het verzet ongegrond en bevestigt derhalve de beslissing tot schrapping.