- Advocaat-gerechtelijk mandataris
- Faillissementswet versus OVB-reglement
- Reglementering derdengelden
- Curator
- Gelden onttrekken aan faillissementsboedels
- Afhaling gelden van rubriekrekeningen zonder machtiging
- Vervalsen verslagen
- Volledige terugbetaling
- Zelf aangifte gedaan
- Verzoek tot opschorting onder voorwaarden
- Bijzondere inzet voor de balie
- Verzwarende omstandigheden
- Schrapping
De niet-betwiste feiten betreffen het systematisch en jarenlang tijdelijk onttrekken van gelden aan diverse faillissementsboedels waarbij de neergelegde verslagen werden vervalst om de onttrekking te verbergen voor de controle van de rechter-commissaris. Nu het controlesysteem slechts de neerlegging van het laatste bankuittreksel over de gecontroleerde periode vereiste, kon in de voorafgaande verrichtingen het verschil worden weggewerkt. De neerlegging van niet-gemanipuleerde bankuittreksels zou de onttrekking onmiddellijk hebben blootgelegd. Door de wijziging van het controlesysteem – waarbij álle rekeninguittreksels moesten worden bijgebracht – heeft de advocaat zichzelf aangegeven, na eerst zoveel mogelijk te hebben aangezuiverd. Bij de behandeling van de tuchtzaak waren alle onttrokken activa terugbetaald (in totaal € 852.845,13 waarvan +/- 2/3 was terugbetaald op datum van de aangifte). Ook de intresten werden terugbetaald aan het tarief van de wettelijke rentevoet zoals vastgelegd in art. 51 Faill.W.
In eerste instantie wordt vervolgd wegens schending van art. 455 Ger. W. doch ook wegens schending van de reglementen inzake het houden en het beheer van derdengelden. De rubriekrekeningen die een curator opent, vallen evenwel onder de regeling zoals bepaald in de faillissementswet en vallen onder controle van de rechter-commissaris.
De advocaat-gerechtelijk mandataris blijft onderworpen aan de deontologie van de advocaat, tenzij de deontologische regel onverenigbaar is met zijn mandaat. De deontologische bepalingen moeten worden onderzocht op hun onverenigbaarheid met de faillissementswet die voorrang heeft op de bepalingen van het OVB-reglement. De vordering – in de mate gesteund op de OVB-reglementen inzake het houden en het beheer van derdengelden – is dan ook ongegrond. Ook de vordering gesteund op de codex Deontologie is ongegrond nu deze pas na de feiten van kracht werd. Evenmin is de Gedragscode voor de advocaten van de Europese Gemeenschap van toepassing.
Door evenwel opzettelijk in strijd met de bepalingen van de faillissementswet te handelen, handelt de curator in strijd met art. 455 Ger. W. en schendt hij de verplichting te handelen om de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.
Behalve enkele aangenomen verzachtende omstandigheden, zijn er ook diverse verzwarende omstandigheden waardoor de tuchtraad zich niet kan verzoenen met een lichtere straf dan de schrapping. Nu de voormalige advocaat aangaf niet meer naar de balie te willen terugkomen en vroeg om een straf die niet de zwaarste is, maar die hem wel de toegang tot het beroep blijft verbieden, suggereerde zijn raadsman als sanctie een opschorting van tuchtsanctie onder de voorwaarde niet meer om inschrijving op het tableau te vragen.
De verkiezing tot, en de uitoefening van het mandaat als lid van de raad van de Orde, later als stafhouder en tenslotte als bestuurder van de OVB vormen geen verzachtende omstandigheid. Wel integendeel, zij verzwaren de verantwoordelijkheid van de voormalige advocaat in toepassing van art. 455 Ger. W.
De tuchtvervolging is toelaatbaar doch ongegrond in zoverre gesteund op de toepassing van het Reglement van de OVB dd. 11 december 2002 inzake de verhandeling van gelden en/of derden en/of het Reglement van 21 november 2012 inzake de verhandeling van gelden van cliënten of derden, de rapportering en de controle; in toepassing van art. 3.8, hoofdstuk 3 tot regeling van de verhouding tot de cliënt van de Gedragscode voor de advocaten van de Europese Gemeenschap toepasselijk verklaard door de AV van de OVB dd. 31 januari 2007; in toepassing van het Reglement betreffende de verhandeling van gelden van cliënten of derden, de rapportering en de controle, goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Orde van Vlaamse Balies op 21 november 2012 zoals thans opgenomen in de van 01.01.2015 van toepassing zijnde Codex Deontologie in Deel III, Uitoefening van het beroep van advocaat, Hoofdstuk III.2 Relaties ten aanzien van advocaten, Afdeling III.2.8 Derdengelden; in toepassing van de Gedragscode voor Europese advocaten, goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Orde van Vlaamse Balies op 31 januari 2007 zoals thans opgenomen in de van 01.01.2015 van toepassing zijnde Codex Deontologie, in Deel X.
Evenwel zijn de tenlasteleggingen bewezen en gegrond in toepassing van artikel 455 Ger. W. en wordt de tuchtsanctie van de schrapping opgelegd.