Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Laattijdig verzet
- Betekening aan het kantooradres
De advocaat werd bij verstekbeslissing van 30 januari 2020 veroordeeld tot een schorsing van één maand.
Voormelde beslissing werd per aangetekende brief van 6 februari 2020 ter kennis gebracht aan het kantooradres van de advocaat.
Nadat het ingaan van de schorsing door het parket aan de advocaat op zijn kantooradres werd meegedeeld per brieven van 10 en 26 februari 2020, tekende de raadsman van de advocaat via aangetekende brief van 5 maart 2020 verzet aan.
Conform artikel 462 Ger. W. kan tegen een beslissing, gewezen bij verstek, verzet worden aangetekend binnen 15 dagen, te rekenen van de kennisgeving.
In casu was het verzet derhalve laattijdig, en aldus niet ontvankelijk.
Conform hetzelfde artikel 462, al. 2 Ger. W. kan de tuchtraad de verzet doende advocaat van dit verval ontheffen.
De tuchtraad ziet hiertoe geen aanleiding.
Artikel 189 van de codex deontologie voor advocaten stelt dat met betrekking tot de communicatie van en met de raad van de Orde, de Orde en de stafhouder, elke advocaat geacht wordt keuze van woonst te doen op zijn meest recent aan de Orde meegedeelde kantooradres.
In casu gebeurde de oproeping en de kennisgevingen aan het kantooradres van de advocaat.
Anderzijds voorziet artikel 186 van dezelfde codex dat de advocaat in elk kantoor moet beschikken over een infrastructuur die een behoorlijke uitoefening van het beroep mogelijk maakt.
Nu de advocaat blijkbaar geen rekening houdt met voormelde bepalingen van de Codex en zich er bovendien mee vergenoegt te argumenteren op voormeld kantooradres geen toezending van poststukken te hebben verwacht, heeft hij het louter aan zichzelf te wijten dat hij laattijdig kennis nam van de oproeping en kennisgevingen.
De tuchtraad verklaart het ingestelde verzet niet ontvankelijk.
Analyse en commentaar
Artikel 462 Gerechtelijk Wetboek bepaalt de modaliteiten van het verzet tegen tuchtbeslissingen die bij verstek werden gewezen.
De advocaat heeft 15 dagen de tijd om verzet aan te tekenen vanaf de kennisgeving via aangetekende brief door de secretaris van de tuchtraad. Voor de berekening van de termijn gelden de algemene bepalingen van artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek.
De tuchtraad van Antwerpen verwijst naar artikel 189 van de codex deontologie voor advocaten ter motivering van de betekening van de tuchtbeslissing aan het kantooradres van de advocaat.
Daarmee geeft de tuchtraad een ruime interpretatie aan de bepaling van artikel 189 van de codex waarin enkel sprake is van een keuze van woonst op het kantooradres voor wat betreft de communicatie met de raad van de Orde, de Orde en de stafhouder. De tuchtraad breidt dit nu ook uit naar de communicatie met de tuchtorganen (tuchtraad). Aangezien de tucht tot doel heeft inbreuken op de deontologische bepalingen te sanctioneren in het kader van de regulering van het beroep van de advocaat lijkt dit inderdaad logisch en in het verlengde ervan te liggen. Het is immers op initiatief van de stafhouder dat de advocaat – na de afsluiting van het tuchtrechtelijk onderzoek - al dan niet in tucht wordt vervolgd en daarnaast zal de tuchtraad ook in procedures ‘zoals in tucht’ oordelen over beslissingen van de raden van de Orde. In die context is het zeker verdedigbaar om alle betekeningen inzake tucht eveneens aan het kantooradres te richten.
Nochtans zijn er situaties denkbaar waarbij de betekening niet zal kunnen geschieden aan het kantooradres.
Dit zal het geval zijn voor advocaten die verzoeken om de weglating van het tableau van advocaten, alvorens wordt overgegaan tot de dagvaarding en behandeling in tucht. De tuchtraad blijft immers bevoegd om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen die ingesteld zijn wegens feiten gepleegd voor de beslissing waarbij de advocaat van het tableau van de Orde is weggelaten, indien het onderzoek uiterlijk één jaar na die beslissing is ingesteld (art. 469 Ger. W.). In voorkomend geval zal de oproeping en betekening noodzakelijkerwijs dienen te gebeuren aan de woonplaats van de (gewezen) advocaat.
In casu gebeurde de betekening van de beslissing bij verstek bij aangetekende brief van de secretaris van de tuchtraad aan het kantooradres van betrokken advocaat.
Concreet gebeurde de betekening per aangetekend schrijven van 6 februari 2020 waardoor de termijn van 15 dagen voor het verzet uiterlijk begon te lopen vanaf 11 februari 2020 (i.c. de derde werkdag volgend op deze van donderdag 6 februari 2020) en dus afliep op 25 februari 2020. Het aantekenen van verzet middels aangetekend schrijven van 5 maart 2020 was derhalve laattijdig.
In geval er sprake is van een laattijdig verzet kan de tuchtraad ontheffing geven.
De tuchtraad besliste om dit niet te doen en verklaarde het verzet onontvankelijk op grond van de motivering dat de advocaat de plicht had om alle post die was gericht aan zijn kantooradres daadwerkelijk te verwachten en derhalve ook in ontvangst te nemen. De tuchtraad steunt daarvoor op de deontologische plicht vervat in artikel 186 van de codex deontologie voor advocaten op grond waarvan de advocaat dient te beschikken over een infrastructuur die een behoorlijke beroepsuitoefening mogelijk maakt. Van advocaten mag worden verwacht dat zij (tijdig) kennis nemen van alle briefwisseling die gericht is aan hun professioneel adres. In het tegenovergestelde geval kunnen zij hun beroep immers niet naar behoren uitoefenen.
Kortom, voor de interpretatie en draagwijdte van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de wijze van betekening van tuchtbeslissingen en het ontheffen van verval bij laattijdig verzet in tuchtprocedures voor advocaten wordt mede gesteund op de bepalingen van de Codex deontologie voor advocaten.