Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Tweedelijnsbijstand
- Niet beantwoorden brieven stafhouder
- Deels vrijspraak
- Waarschuwing
Het eerste aan de advocaat ten laste gelegde feit heeft betrekking op het al dan niet naar behoren inlichten van zijn cliënt in verband met kosteloze tweedelijnsbijstand.
Niettegenstaande het feit dat de advocaat in casu geen briefwisseling of andere geschreven stukken kan voorleggen waaruit blijkt dat hij de rechtszoekende heeft geïnformeerd omtrent de gewijzigde gezinssituatie en de gevolgen voor de toekenning van tweedelijnsbijstand is de tuchtraad van oordeel dat er in casu voldoende feitelijke omstandigheden aanwezig zijn die aantonen dat de rechtszoekende tijdig en afdoende werd geïnformeerd :
- Het strafdossier werd in graad van beroep in de loop van de maand september 2015 gepleit. Meer dan waarschijnlijk werd kort voor deze zitting het gevraagde ereloon van 500,00 EUR betaald.
- De rechtszoekende heeft op het ogenblik dat de advocaat hem confronteerde met zijn vaststellingen en hij bijgevolg niet langer in aanmerking zou komen voor tweedelijnsbijstand dit aanvaard. Hij heeft ter gelegenheid van de vraag tot betaling van een ereloon evenmin het Bureau voor Juridische Tweedelijnsbijstand gecontacteerd;
- Pas op 3 februari 2017, dit is op het ogenblik dat het arrest van oktober 2015 zou worden uitgevoerd, werd door de rechtszoekende een klacht neergelegd omtrent de aanrekening van een ereloon.
De tuchtinbreuk is niet bewezen.
Het tweede feit, m.n. het laattijdig beantwoorden van briefwisseling van de voorzitter van het Bureau voor Juridische Bijstand alsook deze van de onderzoeker in tucht wordt door de advocaat niet betwist.
Het niet-tijdig beantwoorden van de brieven van de voorzitter van het Bureau voor Juridische Bijstand alsook de brieven van de onderzoeker, die door de stafhouder werd aangesteld om het tuchtonderzoek te voeren, bemoeilijkt de uitvoering van hun opdracht en legt een bijkomende last op aan de organen van de balie. Het getuigt verder van een gebrek aan respect voor het gezag verbonden aan de Orde. Het miskent art. 447 Ger.W. en maakt een inbreuk uit op de principes van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die ten grondslag liggen aan het beroep van advocaat zoals opgenomen in art. 455 Ger.W.
Rekening houdende met de concrete omstandigheden van het dossier en het blanco tuchtverleden beslist de tuchtraad om de sanctie van ‘waarschuwing’ op te leggen.