Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Onwaardig gedrag ten aanzien van het personeel van de griffie en de plaatsvervangend vrederechter
- Eed
- Art. 445 Ger. W.
- Waarschuwing
De advocaat dient zich te verantwoorden voor het feit dat hij zich kennelijk onwaardig heeft gedragen ten aanzien van het personeel van de griffie van de familierechtbank als ten aanzien van de plaatsvervangend vrederechter..
Overeenkomstig artikel 429 Ger.W. heeft de advocaat de eed afgelegd, waarbij onder meer wordt beëdigd dat hij niet zal afwijken van de eerbied aan het gerecht verschuldigd.
Overeenkomstig artikel 455 Ger.W. dient de advocaat zich bij de uitoefening van het beroep te houden aan de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, terwijl een inbreuk op deze beginselen de eer van de Orde schendt.
M.b.t. deze feiten en tuchtrechtelijke kwalificatie wordt tevens uitdrukkelijk verwezen naar artikel 456 van het Gerechtelijk Wetboek.
De advocaat betwist dat hij de bode denigrerend behandeld zou hebben met de woorden “dat ze maar een bode is”.
Hij stelt dat hij het griffiepersoneel niet van kwade trouw beschuldigde, wel van een gebrek aan actuele kennis (te oud) en van gemakzucht (te lui).
M.b.t. de feiten op 18/10/2017 stelt hij dat hij enkel met verve het standpunt van zijn cliënte verdedigde en de dossierbakjes per ongeluk omgooide.
M.b.t. het zittingsincident op 18/10/2017 werd een proces-verbaal opgemaakt. door de griffier op grond van art. 445 Ger.W.
Dit proces-verbaal verleent authenticiteit aan de vaststellingen erin vermeld, die niet betwistbaar zijn tenzij door een procedure tot betichting wegens valsheid en welk proces-verbaal door de tuchtraad als voldoende bewijs van de vermelde vaststellingen wordt aanvaard.
Er wordt niet betwist dat de advocaat de griffier als lui dan wel als te oud heeft bestempeld.
Hoewel de irritaties van de advocaat tot op zekere hoogte te begrijpen zijn, heeft hij als advocaat nog steeds de plicht zijn irritaties voor zich te houden en de gangbare manieren van protest te volgen.
Door alzo te handelen heeft de advocaat duidelijk de verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen (art. 455 Ger.W.) alsook de eerbied aan het gerecht verschuldigd (art. 429 Ger.W.) geschonden.
Er dient een principiële straf te worden uitgesproken; de straf van de waarschuwing komt gepast voor.