Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Derdenrekening
- Redelijke termijn
- Geldig tuchtonderzoek
- Art. 8.2 EVRM
- Schorsing zes maanden
Aan de advocaat worden volgende bewezen inbreuken ten laste gelegd:
- het nalaten volledige en nauwkeurige overzichten bij te houden van de verrichtingen die met de gelden van derden verricht worden;
- de derdengelden niet zo spoedig als mogelijk over te maken aan hun bestemmeling, aangezien is aangetoond dat er totaal geen overeenstemming blijkt te bestaan tussen inkomende en uitgaande bedragen, en tevens blijkt dat belangrijke bedragen vanuit de derdenrekening naar de eigen rekening van de advocaat worden overgemaakt onder refertes die niet kunnen teruggevonden worden bij de inkomende bedragen.
Een aantal andere ten laste gelegde inbreuken worden niet bewezen geacht.
Artikel 458 § 3 Ger.W. bepaalt enkel welke mogelijke handelwijzen door de voorzitter van de tuchtraad kunnen worden gevolgd indien een zaak bij hem aanhangig wordt gemaakt, en heeft geen betrekking op enig recht van een advocaat om vooraf te worden gehoord in een tuchtonderzoek.
De stafhouder is van wetswege de dominus litis en kan zelf onderzoeken voeren, onafhankelijk van deze waarmee de onderzoeker gelast is.
Zo kan overigens ook de stafhouder samen met de onderzoeker ter zitting van de tuchtraad van beroep worden gehoord. [Cass. 16/12/2016, D.16.0006.N/1]
Bovendien schrijft de wet niet voor dat de aanstelling van een onderzoeker schriftelijk moet gebeuren, noch dat taak en bevoegdheden van de onderzoeker in schriftvorm moeten vastgelegd worden en nog minder schrijft de wet daarvoor de nietigheidssanctie voor. [STEVENS, J. o.c. pag. 1249, nr 1522, alsmede de aldaar geciteerde tuchtrechtspraak]
Het ‘ontbreken ‘ van een schriftelijke machtiging in het tuchtdossier betekent derhalve niet dat de onderzoeksdaden zonder machtiging zijn geschied.
De stafhouder kan, ingevolge de verleende onherroepelijke volmacht, vanwege de banken rechtstreeks volledige inzage en afschrift verkrijgen van alle verrichtingen op de derdenrekening.
Deze bevoegdheid van de stafhouder bestond reeds geruime tijd, en alleszins reeds 20 jaar geleden, nu in de tweede uitgave (1997) van Stevens: ‘ Regels en Gebruiken van de advocatuur te Antwerpen ‘ reeds op pagina 729 te lezen is :
“ …dat de banken…zich er toe verbinden…de stafhouder te allen tijde recht van inzage en kopiename te geven in deze rekening( en ) wat technisch gerealiseerd wordt door een volmacht aan de stafhouder.”
Meteen blijkt dat er van de eveneens ingeroepen schending van art. 8.2 EVRM geen sprake is.
Dat een onderzoeker zich in de loop van een onderzoek een mening vormt over feiten die hij vaststelt is perfect normaal.
Dat betekent evenwel niet dat hij zijn verder onderzoek niet in volle onpartijdigheid kan voeren.
Van de beweerde ‘vooringenomenheid ‘ ( partijdigheid ) wordt geen bewijs voorgebracht.
De stafhouder kan alle onderzoeksdaden stellen die hij/zij aangewezen acht, zoals inzage doen verlenen in strafdossiers, afschrift vragen van strafdossiers, getuigen en magistraten horen.
Dit alles vormt geen schending van art. 477 Ger.W.
De tuchtraad houdt bij zijn beoordeling rekening met de reeds uitgesproken tuchtsanctie van één maand schorsing en beslist aan de advocaat een schorsing op te leggen voor een periode van zes maanden.
Lees ook deze beslissing
TB-0189-2017: Beslissing 10 december 2019
Strafrechtelijk onderzoek
Heropening van de debatten
Onbepaald uitstel