- Gebrek aan diligentie en beroepsernst
- Dossier van mr. X dan wel van (voormalig) stagiair
- Klacht niet conform art. 458, § 1, 1e lid Ger. W.
- Onderzoekdaden stafhouder steunend op onontvankelijke klacht uit debatten weren
- Deels ambtshalve tuchtonderzoek
- Berisping
Onderzoekdaden van de stafhouder die het gevolg zijn van een onontvankelijke klacht, dienen uit de debatten te worden geweerd. Met de inhoud van deze stukken kan geen rekening worden gehouden bij de beoordeling van de tuchtvordering. De bepalingen van art. 458 § 1 Ger. W. over de ontvankelijkheid betreffen de rechten van verdediging en raken zo de openbare orde.
Het gedeelte van het tuchtonderzoek dat wel conform de wettelijke bepalingen werd ingesteld dient als een ambtshalve instelling van onderzoek te worden beschouwd conform art. 458 § 1 in fine voornoemd, ook al is de term “ambtshalve” niet vermeld. Het ambtshalve instellen van een onderzoek vertegenwoordigt één van de drie mogelijke wijzen om een tuchtonderzoek te openen.
De tuchtvervolging is dus toelaatbaar, maar enkel betreffende de onderzoekdaden vanaf 2 oktober 2013 waarbij de onderzoekdaden voorafgaand aan 2 oktober 2013 als niet bestaande worden beschouwd en waarbij de documenten toegevoegd aan het dossier voor 2 oktober 2013 uit de debatten worden geweerd.
Ten gronde blijkt uit de dossierstukken dat de advocaat heeft gefaald in zijn taak om de belangen van de bvba M te behartigen op een diligente wijze. De houding van de advocaat vertegenwoordigt een gebrek aan beroepsernst, welk in casu strijdig is met de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid waarvan sprake in art. 455 Ger.W..
De tuchtraad spreekt de berisping uit als tuchtsanctie.