- Verbod drijven van handel en nijverheid (art. 437 Ger.W.)
- Intentie versus effectieve daden
- Inbreuk reglement publiciteit
- Ad hoc samenwerking met niet-advocaat
- Onafhankelijkheid, partijdigheid en beroepsgeheim
- Deels vrijspraak
- Schorsing 15 dagen met uitstel 5 jaar onder voorwaarde geen nieuwe tuchtsanctie
De tenlasteleggingen hebben betrekking op een e-mail van 21 augustus 2013 uitgaande van de advocaat met als onderwerp "Aankondiging afdeling bedrijfsovernames". Art. 437, 3° Ger. W. stelt dat het beroep van advocaat onverenigbaar is met het drijven van handel of nijverheid. Alhoewel de advocaat in zijn e-mail propageert dat zijn kantoor "zelfs" optreedt als makelaar in bedrijfsverkopen en -overnames, hetgeen ongetwijfeld als een daad van koophandel moet aanzien worden, ligt er geen bewijs voor dat hij ook effectief zulke daden van koophandel heeft gesteld. Hij houdt in zijn verklaring tijdens het tuchtonderzoek en in zijn verdediging ter zitting voor dat hij geen enkele cliënt geworven heeft in functie van de aldus gevoerde publiciteit, zodat hij nooit een effectieve daad van koophandel gesteld heeft. De intentionaliteit op zich is niet strafbaar, doch enkel de effectief gestelde daden van handel of nijverheid.
Art. 5§1 van het OVB-reglement verbiedt de advocaat om in zijn publiciteit melding te maken van de behaalde resultaten... of van een succespercentage. In de bewuste e-mail beroept de advocaat zich op een "zeer hoge succesrate". Deze vermelding is een verboden vermelding in de zin van art. 5§1 van voormeld reglement en is in casu bovendien op geen enkel objectief element gebaseerd. Deze vermelding is zelfs diametraal tegenstrijdig met de eigen verklaring van de advocaat dat hij in de bewuste sector van bemiddeling of makelaar in bedrijfsverkopen en -overnames "nooit enig mandaat gekregen heeft en ook nooit enige daad gesteld heeft".
Verschillende elementen in de bewuste e-mail bevatten publiciteit waarvan de inhoud niet overeenkomt met de realiteit of minstens misleidend is.
Uit de verklaring en de conclusies van de advocaat blijkt dat er met dhr. S enkel een externe "ad hoc" samenwerking bestond in een los verband. De bewuste e-mail wekt dus verkeerdelijk de indruk dat dhr. S een vast onderdeel van het kantoor geworden is, terwijl het gewoon een externe en occasionele consultant is. Deze vermelding is misleidend in die zin dat dhr. S geen advocaat is en dus zelfs niet kan toe- of intreden in een advocatenkantoor.
Het kantoor is een eenmanskantoor, zodat de vermelding van een "afdeling bedrijfsovernames" een foutieve of minstens een misleidende voorstelling is van de omvang en de structuur van het advocatenkantoor.
De vermelding dat het kantoor "zelfs optreedt als bemiddelaar/makelaar in bedrijfsverkopen en –overnames” is foutief of minstens misleidend, wetende dat een activiteit van makelaar een commerciële activiteit is die voor advocaten in toepassing van art. 437 Ger. W. verboden is .
De vermelding "vrijstelling van BTW, hetgeen u een besparing van 21% oplevert" is op het ogenblik van de publicatie, 21-08-2013, foutief of minstens misleidend. Op dat ogenblik stond het immers wettelijk vast dat de advocaten met ingang van 01-01-2014 btw-plichtig zouden worden zodat de "besparing van 21% " in de praktijk en in de meeste toekomstige dossiers nooit zou kunnen gerealiseerd worden .
De vermelding "het advocatenkantoor beschikt intern over alle specialisten ..." stemt niet overeen met de realiteit, vermits hij een eenmanskantoor heeft en enkel een losse samenwerking heeft met zijn echtgenote die een afzonderlijk advocatenkantoor heeft en met dhr. S.
De vermelding "zeer hoge succesrate" stemt evenmin overeen met de realiteit, vermits de advocaat zelf argumenteert dat hij in de sector van bemiddelaar/makelaar in bedrijfsverkopen en overnames nooit enige activiteit ontwikkeld heeft.
Het voeren van publiciteit, waarin een advocaat zich proporties en structuren aanmeet die niet met de realiteit overeenstemmen, is een vorm van bedrog van het potentieel cliënteel en is een schending van de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die ten grondslag liggen aan het beroep van advocaat.
Nu de samenwerking met dhr. S enkel een externe, losse en "ad hoc" samenwerking is, zodat in casu geen sprake is van een zogenoemde verticale integratie tussen verschillende beroepsgroepen waardoor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een advocaat evenals zijn beroepsgeheim in het gedrang zouden kunnen komen, is deze tenlastelegging niet bewezen.
Rekening houdend met het betoonde schuldinzicht en met het feit dat huidige tenlastelegging niet de zwaarwichtigheid heeft van de feiten die aan een eerdere tuchtsanctie wegens belangenvermenging ten gronde lagen, legt de tuchtraad voor de bewezen tenlasteleggingen 2 en 3 opnieuw een schorsing van 15 dagen op, onder voorwaarde dat hij in deze proefperiode niet tot een nieuwe tuchtsanctie veroordeeld wordt en met dien verstande dat een nieuwe tuchtveroordeling in deze periode het verval van het thans verleende uitstel van tenuitvoerlegging tot gevolg heeft. Voor de niet bewezen tenlasteleggingen 1 en 4 spreekt de tuchtraad de advocaat vrij.