- Niet diligent handelen
- Cliënt in ongewisse laten over verder optreden na tussenvonnis
- Gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand
- Laattijdig betalen provisie
- Advocaat ‘eerste rechter’
- Feiten niet bewezen
- Vrijspraak
Als een cliënt een door het Bureau voor Juridische Bijstand opgelegde provisie pas betaalt drie maanden nadat hij over alle nodige gegevens beschikt om te kunnen betalen, kan aan de advocaat niet worden verweten dat hij in de periode tussen de pro deo aanvraag aan het Bureau voor Juridische Bijstand van 18.09.2012 en de betaling van de opgelegde provisie van 14.02.2013 geen procedure gestart is. Pas vanaf 14.02.2013 kon de advocaat – gesteld dat hij over de nodige stavingstukken zou beschikken – de procedure, waarvoor hij pro deo was aangesteld, instellen.
De tuchtraad oordeelt dat aan de advocaat bezwaarlijk kan verweten worden dat hij binnen de beperkte periode na de betaling van de provisie de procedure waarvoor hij een pro deo aanstelling had bekomen nog niet gestart had, daar waar de cliënt bijna 3 maanden de tijd genomen heeft om een provisie van 25,00 euro te betalen. Bovendien heeft de cliënt de stukken die noodzakelijk waren voor het voeren van de procedure met enige redelijke kans op succes niet bezorgd.
Van een advocaat – ook en vooral wanneer deze pro deo aangesteld is – mag en moet verwacht worden dat hij de ‘eerste rechter’ is van de procedure die zijn cliënt hem vraagt te voeren. Eén en ander impliceert o.a. dat een zorgvuldig en voorzichtig advocaat slechts een procedure start wanneer hij over alle stukken beschikt om deze procedure met minstens een redelijke kans op succes te voeren.
De tuchtinbreuk waarvoor de advocaat wordt vervolgd, is niet bewezen. De advocaat wordt vrijgesproken.