Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Verzet
- Inbreuk reglement permanente vorming
- Geen of onvoldoende verslag ingediend
- Geen of onvoldoende punten behaald
- Geen ‘voortgezet misdrijf’ in het tuchtrecht
- Verzet ongegrond
- Deels verjaring
- 1 maand schorsing
Art. 495 Ger. W. stelt dat de Orde van Vlaamse Balies (OVB) ondermeer tot taak heeft en bevoegd is voor de beroepsopleiding van alle advocaten behorend tot de balies die er deel van uitmaken en verder dat de Orde initiatieven en maatregelen neemt die nuttig zijn ondermeer voor deze opleiding. Conform art. 496 Ger. W. stelt de Orde de passende reglementen vast met betrekking tot de bevoegdheden bepaald in art. 495 Ger. W.; reglementen die conform art. 498 Ger. W. toepasselijk zijn op alle advocaten van de balies die deel uitmaken van de Orde van Vlaamse Balies en tot slot waken de raden van de orde van advocaten van de balies over de toepassing van deze reglementen (art. 499 Ger. W.).
Bij toepassing van art. 455 Ger. W. én art. 456 Ger. W. heeft de tuchtraad tot taak de inbreuken op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, alsook de inbreuken op de reglementen te bestraffen, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken indien daartoe grond bestaat.
Voor zover de advocaat het niet eens is/was met de reglementen van de OVB die door bevoegdheidsoverschrijding zouden zijn aangetast, onwettelijk zouden zijn en/of op onregelmatige wijze tot stand zouden gekomen zijn, dan had hij – zoals de procureur generaal bij het Hof van Cassatie – conform art. 611 Ger. W. een vordering tot nietigverklaring kunnen instellen bij het Hof van Cassatie binnen de termijn van 3 maanden na de bekendmaking van het reglement (art. 501 Ger. W.), hetgeen hij echter heeft nagelaten. De reglementen die de advocaat miskende, zijn derhalve wettig en zondermeer op hem van toepassing.
Er is geen enkele reden voorhandig om een prejudiciële vraag te stellen, zoals door de advocaat geponeerd. Zoals hierboven reeds geargumenteerd behoort het tot de taken en de bevoegdheid van de OVB en de diverse raden van orde in te staan voor de opleiding van haar leden zodat zij gehouden is hiertoe initiatieven te nemen middels de reglementering van de permanente vorming. Het is derhalve geenszins bewezen dat de invulling en de uitvoering van voornoemde wettelijke opdrachten strijdig zou zijn met de grondwet zodat er dan ook niet de minste aanleiding/rechtsgrond voorhanden zou zijn tot het stellen van een prejudiciële vraag.
Ieder advocaat is gehouden verslag uit te brengen van het door hem gevolgd programma inzake permanente vorming, met toevoeging van de desbetreffende overtuigingstukken. Het komt de advocaat geenszins toe zijn permanente vorming te organiseren zoals het hem belieft. Als de beroepsactiviteiten van de advocaat dermate gespecialiseerd zouden zijn waardoor het volgen van permanente vorming slechts zinloos en kostelijk tijdverlies zou zijn, dan bestaat steeds de mogelijkheid hieromtrent zijn stafhouder te raadplegen voor advies.
De tenlastelegging voor de jaren 2010-2011 is verjaard daar de tuchtrechtelijke vervolging met betrekking tot dit jaar ingesteld werd door uitbreiding van het onderzoek d.d. 21.02.13, hetzij meer dan een jaar na 30.09.11 (art. 474 Ger. W.). De stafhouders beslissen soeverein wanneer zij een tuchtonderzoek openen en wanneer zij het dossier naar de tuchtraad verwijzen doch zulks doet geen afbreuk aan het feit dat verjaring van tuchtinbreuken krachtens art 474 Ger. W. intreedt één jaar na de kennisname van de feiten. De figuur van het “voorgezet misdrijf” uit het strafrecht kan in het tuchtrecht niet naar analogie worden toegepast. De tenlastelegging voor de gerechtelijke jaren 2009-2010 en 2011-2012 is bewezen en geenszins verjaard daar voor deze jaren geen punten werden behaald/ingediend.
Rekening houdend met de ernst van de feiten, het totaal gebrek aan schuldinzicht, de volledige afwezigheid van de wil en/of intentie om zich in de toekomst te conformeren aan het OVB-reglement inzake permanente vorming en rekening houdend met het tuchtrechtelijk verleden, verklaart de tuchtraad het verzet tegen de bij verstek gewezen sententie d.d. 28.11.13 ontvankelijk doch ongegrond en is van oordeel dat de sanctie van een maand effectieve schorsing dient behouden.
Lees ook deze beslissing
TAA/SA/0165/2013: Beslissing 28 november 2013
Permanente vorming
Gedeeltelijke verjaring
Schorsing
TB-0117-2014: Beslissing 9 december 2014
Permanente vorming
Gedeeltelijke verjaring
Schorsing