- Weigeren juridische bijstand te verlenen ondanks aanstelling door BJB
- Studieverlof
- Nieuwe versus bestaande aanstelling
- Stageverplichting
- Geen contact door cliënt
- Vrijspraak
Het verlenen van juridische bijstand is een stageverplichting.
Wanneer een begunstigde kennelijk geen medewerking aan zijn advocaat geeft bij de verdediging van zijn belangen, kan het BJB een einde maken aan de juridische bijstand conform artikel 508/18 Ger. W. De aangestelde advocaat moet in dat geval een gemotiveerd verzoek aan het BJB richten om van zijn opdracht ontheven te worden.
In casu heeft de advocaat de begunstigde op 9 maart 2011 wel een brief gestuurd waarin hij zijn verwondering uitdrukt omdat deze nog geen contact had genomen en hem meldt dat het dossier op 25 maart zou worden afgesloten als er geen bericht kwam, maar heeft de advocaat geen ontheffing van zijn opdracht aan het BJB gevraagd.
Bovendien heeft de advocaat het BJB slechts op 29 maart 2011 van zijn (studie) verlof in kennis gesteld. Tijdens dit verlof had de advocaat in vervanging voorzien voor zijn lopende zaken, doch aangezien men op kantoor dacht dat dossier in casu een nieuw dossier was, heeft de vervanger dit dossier niet opgevolgd.
De tuchtraad meent dat de advocaat te kort is geschoten in zijn plicht om het BJB tijdig van zijn verlof in te lichten. Tevens had hij er moeten voor zorgen dat men zich tijdens zijn afwezigheid op kantoor kon vergewissen of rechtzoekenden zich aanboden in lopende of in nieuwe dossiers.
Nochtans meent de tuchtraad dat er rekening dient te worden gehouden met volgende omstandigheden:
- de begunstigde nam geen contact met zijn raadsman, zelfs niet na daartoe te zijn aangezocht bij brief van 9 maart 2011;
- de advocaat was er niet van op de hoogte dat het om bijstand zou gaan betreffende de weigering van een visumaanvraag ingediend door de dochter van de begunstigde, en dat deze de beslissing daarover wenste af te wachten;
- de advocaat had voor de behandeling van lopende dossiers wel in vervanging voorzien maar zowel de bediende op zijn kantoor als hijzelf dachten dat het om een nieuwe aanstelling ging en dat hij, gelet op zijn studieverlof wegens BUBA-examens, daarom de opdracht kon weigeren.
In deze omstandigheden is de tuchtraad van oordeel dat de ten laste gelegde feiten niet als een inbreuk op artikel 455 en 508/8 Ger. W., zijnde een weigering om juridische bijstand te verlenen aan een begunstigde na daartoe zijn aangesteld door het BJB, kunnen worden beschouwd.
De advocaat wordt vrijgesproken.