- Niet beantwoorden briefwisseling
- Geen gevolg geven aan injunctie stafhouder
- Deels vordering ontoelaatbaar (briefwisseling)
- Deels toelaatbaar en bewezen (injuctie)
- Geen overeenstemming tussen beslissing tot vervolging van stafhouder en de oproeping
- Rechtsbijstandsverzekeraar als belanghebbende
- Opschorting van de uitspraak gedurende 1 jaar onder voorwaarde geen nieuwe tuchtsanctie in deze periode
Met betrekking tot het niet beantwoorden van briefwisseling stemt de omschrijving van dit feit in de oproeping niet overeen met de vermelding in de beslissing tot tuchtvervolging van de stafhouder. De voorzitter van de tuchtraad mag geen feiten of kwalificaties aan de door de stafhouder in zijn met redenen omklede beslissing toevoegen, weglaten of wijzigen. “Niet de diligentie te hebben betoond die de cliënt van hem mocht verwachten” (beslissing tot verwijzing) is niet hetzelfde als “het niet beantwoorden van de briefwisseling” (oproepingsbrief). De tuchtraad beslist daarom tot de ontoelaatbaarheid van de vervolging met betrekking tot dit ten laste gelegde feit.
Wat betreft het tweede ten laste gelegde feit, het niet opvolgen van de injunctie van de stafhouder om de rechtsbijstandsverzekeraar te informeren, stelt de tuchtraad dat een rechtsbijstandsverzekeraar - ondanks dat deze niet de cliënt is in de strikte zin van het woord – wel degelijk belanghebbende is en derhalve regelmatig over de stand van een dossier dient te worden geïnformeerd. De stafhouder kon dus terecht opleggen aan de advocaat om dit dadelijk te doen.
De tuchtraad verleent de gunst van de opschorting van de uitspraak gedurende een proeftermijn van één jaar onder de voorwaarde dat in deze periode geen nieuwe tuchtsanctie tegen de advocaat wordt uitgesproken.