- Confraterniteit
- Artikel 458 § 2, 1e lid Ger. W.
- Schending van de rechten van verdediging
- Onontvankelijke tuchtvervolging
De stafhouder heeft bij schrijven d.d. 12 januari 2011 meester O aangesteld als onderzoeker, met opgave van zijn taken en bevoegdheden.
De advocaat werd blijkbaar van dit laatste schrijven niet in kennis gesteld.
Blijkens de verdere stukken van het dossier zijn er dan blijkbaar geen tussenkomsten geweest van de aangestelde onderzoeker, maar heeft de stafhouder gewoon zelf het onderzoek verdergezet.
In de aangetekende oproeping van de advocaat d.d. 29 juli 2011; werd in afwijking van het voorgaand schrijven d.d. 12 januari 2011 nog iets toegevoegd.
Dit dossier was reeds door de stafhouder bij schrijven d.d. 10 februari 2011 aan de Voorzitter van de Tuchtraad verzonden.
Hoewel artikel 458 §2, 1ste lid van het Gerechtelijk Wetboek voorziet dat de aangeklaagde advocaat hiervan op de hoogte dient te worden gebracht, is dat blijkens het dossier op dat ogenblik niet gebeurd.
Daarnaast werd geen gevolg gegeven aan het verzoek van de raadsman van de advocaat om te kunnen worden ontvangen voor verhoor.
De wijze waarop huidig tuchtonderzoek werd gevoerd en de voormelde gebreken die daarin werden vastgesteld, hebben onbetwistbaar de recht van verdediging van de advocaat, die van openbare orde zijn, geschonden.
De tuchtvordering dient zodoende als onontvankelijk te worden verklaard.