- Art. 440 Ger. W.
- Onterecht uitgeven als raadsman van beklaagde
- Samenvoeging identieke dossiers patroon en medewerker
- Geen reden voor bewust valselijk gebruik naam van beklaagde
- Geen kwade trouw
- Blanco tuchtverleden
- Vrijspraak
De tenlasteleggingen ten opzichte van de beide advocaten zijn volledig identiek en hebben betrekking op dezelfde feiten, wat het opportuun maakt om de dossiers samen te voegen en in één sententie te behandelen.
De patroon en de medewerker hebben zich op de correctionele griffie uitgegeven als raadsman van een beklaagde om in die hoedanigheid kopie te kunnen bekomen van een uittreksel van een vonnis hoewel zij nooit de raadsman zijn geweest van deze persoon.
Wél waren zij daarentegen de raadsman van een persoon met dezelfde familienaam die tevens verdachte was in datzelfde dossier.
De tuchtraad oordeelt dat het essentieel is om vast te stellen dat er geen enkele reden aanwezig was bij de advocaten om bewust valselijk gebruik te maken van de naam van de verdachte om een afschrift van het vonnis te kunnen bekomen. Ze konden immers sowieso via hun eigen cliënt die medeverdachte was in dat dossier een uittreksel van het vonnis bekomen.
Er is geen sprake van kwade trouw nu de advocaten eerder ongewild het slachtoffer zijn geworden van het feit dat op het aanvraagformulier door de secretaresse van hun cliënt een verkeerde voornaam werd genoteerd.
Het volledig blanco tuchtverleden van de beide advocaten en de afwezigheid van een reden om aan hun correctheid en goede trouw te twijfelen leidt ertoe dat de tuchtraad de tenlasteleggingen niet bewezen verklaart en de advocaten vrijspreekt.
De tuchtraad benadrukt nog dat van een jonge advocaat/de medewerker die de instructies van zijn patroon opvolgt, niet kan worden verwacht dat deze het mandaat van zijn patroon ten aanzien van de cliënt zou in twijfel trekken.