Ga verder naar de inhoud
  • Stage
  • Stageovereenkomst
  • Stagemeester
  • Samenvoeging
  • Niet betaling baliebijdragen
  • Bevoegdheid tuchtraad
  • Verzoek tot wering van stukken
  • Rechten van verdediging
  • Klachten
  • Laakbare houding
  • Onwaardig gedrag
  • Ongepaste uitlatingen
  • Verzoek tot schuldvergelijking
  • Aansprakelijkheidsvordering
  • Verzet ongegrond
  • Schrapping

De tuchtraad is niet bevoegd om over een mogelijk strafrechtelijk misdrijf te oordelen en bij gebreke aan enig stavingstuk ook niet in de mogelijkheid hiertoe, zodat de tuchtraad geen enkel motief heeft om op verzoek van de advocaat het gevraagde stuk uit het dossier te weren.

Bij gebrek aan verweer of rechtsmiddel tegen de beslissing van de stagecommissie en bij gebrek aan het aanvechten van deze beslissing, bestaat er geen enkele reden om dit verslag van de stagecommissie uit het tuchtdossier te weren.

Het is niet omdat de inhoud van een stuk betwist wordt, dat dit stuk zich op een onrechtmatige manier in het dossier bevindt, valsheid zou bevatten en uit het tuchtdossier zou moeten geweerd worden.

Een stagiair moet aan de hem opgelegde plichten voldoen en moet zich op een ononderbroken wijze en gedurende 3 jaar laten vormen, begeleiden en bijstaan door een stagemeester. Het behoort tot de plicht van de kandidaat-stagiair zelf om een stagemeester te zoeken en een stagecontract met hem af te sluiten.

De advocaat oefent op het ogenblik van zijn oproeping om voor de tuchtraad te verschijnen reeds meer dan anderhalf jaar het beroep van advocaat uit zonder te voldoen aan zijn voormelde verplichtingen inzake de stage en heeft nooit toelating tot onderbreking of schorsing van zijn stage heeft gevraagd aan zijn Orde en heeft hiervoor dan ook geen enkele toelating bekomen. Zich gedurende lange tijd onttrekken aan zijn stageverplichtingen en desondanks het beroep van advocaat blijven uitoefenen, is een zware deontologische inbreuk.

Het 2e onderdeel van de tenlastelegging werd ambtshalve toegevoegd door de voorzitter van de tuchtraad bij de redactie van de tenlastelegging, nu de doorslaggevende feiten ontstaan of meegedeeld zijn tijdens het tuchtonderzoek omtrent het 1e onderdeel van de tenlastelegging. De advocaat heeft zonder enige beperking zijn verweer kunnen voeren op de zittingen waarop hij werd opgeroepen, zodat zijn rechten van verdediging geenszins geschonden werden. Geen enkele wetsbepaling verplicht de stafhouder of de onderzoeker die hij aanstelt om over alle onderdelen van de latere tenlastelegging de betrokken advocaat te horen tijdens het tuchtonderzoek.

In zijn talrijke brieven aan de procureur-generaal en aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep vraagt de advocaat dat er ordemaatregelen tegen de stafhouders zouden genomen worden en dat zij uit de bevoegdheden van hun functie zouden ontzet of geschorst worden. Hij omschrijft zich als de "erfvijand van de stafhouder", beschouwt de stageverplichtingen als “middeleeuws” en beticht een stafhouder van “actieve corruptie van politieambtenaren”. De advocaat stelt zich agressief en vijandig op tegen de Orde van advocaten waartoe hij wil behoren en tegen de verantwoordelijke bestuursorganen van deze Orde en vertoont ten overstaan van zijn Orde en de democratisch verkozen bestuursorganen een totaal gebrek aan respect en door zijn handelwijze brengt hij deze instellingen op ernstige en ongegronde wijze in opspraak bij de diensten van het gerecht, het parket, de politie en de gevangenis.

Het neerleggen van straf- en tuchtklachten door een stagiair tegen zijn stagemeester, tegen zijn stafhouder en zelfs tegen zijn balie is inderdaad wettelijk niet verboden doch een advocaat en zeker een stagiair-advocaat behoort echter tot een gestructureerd en wettelijk georganiseerd onderdeel van de gerechtelijke organisatie waarvan hij de reglementen, de structuren en de gezagsstructuren moet respecteren. Een handelen dat op zich wettelijk niet verboden is kan desondanks binnen het professionele kader van de advocatuur toch een ernstige inbreuk vormen op de beginselen die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen.

De advocaat roept schuldvergelijking in tussen de baliebijdragevordering van de balie enerzijds en een aansprakelijkheidsvordering tegen de balie anderzijds. Conform art. 1291 B.W. heeft de schuldvergelijking enkel plaats tussen twee schulden die beiden vaststaande en opeisbaar zijn. Gezien de vordering tot betaling van de baliebijdragen vaststaand en opeisbaar is en de aansprakelijkheidsvordering dit niet is, is de advocaat niet gerechtigd om eigenmachtig schuldvergelijking toe te passen. Het gedurende jaren de baliebijdragen niet betalen, is een ernstige deontologische inbreuk.

De advocaat schendt in zeer ernstige mate de beginselen van waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen, dermate dat hij ongeschikt en onwaardig is om het beroep van advocaat uit te oefenen binnen de wettelijke structuren waaraan hij zich duidelijk weigert te onderwerpen. Bovendien vormt de uitoefening van het beroep van advocaat zonder enige vorm van stage en professionele opleiding of begeleiding een ernstig gevaar zowel voor hemzelf als voor de rechtzoekenden die op zijn diensten beroep doen. Zelfs aan de financiële verplichtingen ten overstaan van zijn orde weigert hij zich manifest te onderwerpen. Een schrapping van de lijst van de stagiairs dringt zich dan ook op.

Nog vragen? Onze specialisten ter zake

Ontdek alle medewerkers

Merve Köse

Jurist deontologie