Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Verwerping van het Cassatieberoep
1. Op 14 oktober 2013 stelde de Stafhouder van de Orde van advocaten een ambtshalve tuchtonderzoek in lastens eiseres en telde Meester O als onderzoeker aan.
Eiseres werd op 18 november 2013 gehoord en gaf gevolg aan het verzoek van de onderzoeker tot overmaking van ontbrekende informatie. De onderzoeker stelde zijn verslag op op 30 juni 2014.
2. Op 20 augustus 2014 besliste de Stafhouder tot verwijzing van eiseres naar de tuchtraad. Bij brief van de Voorzitter van de tuchtraad van 29 september 2014 werd eiseres opgeroepen om voor de tuchtraad te verschijnen. Volgende inbreuken werden haar ten laste gelegd:
" Inbreuken op onderstaande deontologische regels: ernstige tekortkomingen aan de deontologische beginselen van kiesheid, waardigheid, rechtschapenheid en confraterniteit en behoorlijke beroepsuitoefening waarbij afbreuk wordt gedaan aan de goede naam en de reputatie van de Orde, aan de advocatuur in het algemeen en aan de rechten van derden door:
- in een dossier waarin men zelf partij is, een email versturen (met vermelding van zijn hoedanigheid als advocaat), ondanks een eerder verbod van de Stafhouder;
- deel te hebben genomen, in hoedanigheid van vereffenaar, aan een frauduleuse vereffening waarbij de schuldeisers ernstig werden benadeeld.
Bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel werd [eiseres], als vereffenaar, aansprakelijk gesteld samen met enkele bestuurders tot het betalen van de schadevergoeding van onder meer 717.030,97 €aan de Belgische Staat.
In deze vereffening had ze zich een vergoeding toegekend van 168. 803, 73 € voor prestaties verricht in het kader van een vereffening waarbij zelfs de meest elementaire verplichtingen van vereffenaar niet werd nagekomen.
Tegen het vonnis van 28 maart 2013 werd beroep aangetekend maar de curator Mr. L ging over tot het leggen van bewarend beslag. Deze door de curator voor aangestelde gerechtsdeurwaarder heeft op 15 januari 2014 een attest van niet inbaarheid afgeleverd. In de begeleidende brief vermeldt de gerechtsdeurwaarder dat [eiseres] als insolvabel kan worden beschouwd met een enorme schuldenberg van veel bevoorrechte schuldeisers en beperkte onroerende eigendommen
- openstaande schulden;
- niet beantwoorden van de briefwisseling van de Stafhouder waarbij laattijdig wordt geantwoord en daarbij verkeerde informatie wordt overgemaakt namelijk dat er een akkoord zou zijn met de schuldeiser wat niet met de werkelijkheid strookt; zich laten dagvaarden in betaling met slechts gedeeltelijke uitvoering van de akkoordvonnis en niet meer antwoorden op de briefwisseling van de raadsman van schuldeisers;
- schuld van meer dan 100.000 euro; geen regeling met de schuldeiser.
Dagvaarding en laten veroordelen bij verstek; geen gevolg geven aan de betekening van het vonnis en het bevel tot betaling; uiteindelijke regeling van de schuld - schuld van 10.453,60 op 11.01.2012 niet vergoeden van erelonen en kosten van een confrater ondanks herhaalde beloften;
- niet antwoorden op de briefwisseling van de Stafhouder.
"Op de behandelingszitting van de tuchtraad werd de onderzoeker gehoord in zijn verslag en eiseres en haar raadsman in hun verdediging. Bij beslissing van 28 april 2015 verklaarde de tuchtraad alle aan eiseres ten laste gelegde feiten bewezen, met uitzondering van de feiten van de eerste tenlastelegging (zaak E: ). Een schorsing van zes maanden effectief werd uitgesproken.
3. Tegen die beslissing, met uitzondering van de daarin uitgesproken vrijspraak, stelde eiseres hoger beroep in bij de tuchtraad van beroep.
Na in het proces-verbaal van de zitting van 17 november 2015 de aanwezigheid van de Stafhouder én de onderzoeker ter zitting te hebben toegelaten, verklaarde de tuchtraad van beroep bij beslissing van 9 februari 2016 het hoger beroep ontvankelijk maar ongegrond. De bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de feiten van de eerste tenlastelegging, werd aldus ·bevestigd, evenals de sanctie van de effectieve schorsing van zes maanden.
4. Tegen de voormelde beslissingen wendt eiseres cassatiemiddelen aan.
Het Hof verwerpt het cassatieberoep.
Lees ook deze beslissing
TB-0139-2015: Beslissing 9 februari 2016
Nalatigheid als gerechtelijk mandataris
Schorsing
SBT-105: Beslissing 28 april 2015
Schulden
Medewerking stafhouder / balie
Ereloon
Gedeeltelijke vrijspraak
Schorsing