Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Terugbetaling provisie
In een vonnis van 4 juni 2007 sprak een rechter zich uit over de vraag of een cliënt van een advocatenkantoor ofwel het advocatenkantoor (rechtspersoon) in rechte moest aanspreken, dan wel de advocaat die binnen het kantoor zijn dossier behandelde.
Eiser raadpleegde een advocatenvennootschap voor een juridisch advies. Een eerste gesprek vond plaats met advocaat X van de BVBA. De vennootschap maakte aan eiser een ereloonnota, ondertekend door advocaten X en Y namens de vennootschap, over. Eiser heeft de provisie betaald aan de vennootschap, op haar rekening. Omdat er geen prestaties werden geleverd vorderde eiser de som terug. Advocaat X heeft later de advocatenassociatie verlaten. De vennootschap weigert de terugbetaling van de provisie en meent dat advocaat X als dominus litis persoonlijk de som moet terugbetalen.
De vrederechter oordeelde dat de medecontractant van de ontevreden cliënt de rechtspersoon was, niet de vennoot. Dit bleek o.m. uit het feit dat de provisie werd betaald aan de BVBA, op haar rekening. Hoewel de vennootschap na uittreding van de dominus litis een naamswijziging had ondergaan, was ze blijven bestaan.
De vrederechter oordeelde dan ook dat de BVBA gehouden is tot terugbetaling van de provisie.
Daarnaast vorderde advocaat X van de BVBA de betaling van de door hem betaalde advocatenkosten.
Omdat volgens de deontologische beginselen een advocaat niet voor zichzelf mag optreden, was hij verplicht een beroep te doen op een confrater. De vrederechter verklaarde de vordering gegrond.