Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Raad van State vernietigt termijn van acht dagen voor betaling van het rolrecht
RvS, arrest nr. 233.609: algemene vergadering afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State vernietigt termijn van acht dagen voor betaling van het rolrecht.
Merve Köse
Dominique Dombret
Rolnummer: 233.609, 233.610, 233.611
In zijn arrest nr. 233.609 van 26 januari 2016, vernietigde de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak gedeeltelijk artikel 71, vierde lid van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (het Procedurebesluit). Meer bepaald vernietigde de Raad de termijn van acht dagen, te rekenen vanaf ontvangst van het overschrijvingsformulier, waarbinnen een rolrecht van 200 euro moet worden betaald voor onder meer verzoekschriften die een beroep tot nietigverklaring inleiden.
Argumenten OBFG
De verzoekende partij, OBFG, had in het eerste onderdeel van het eerste middel onder meer aangevoerd dat de verhoging van de rolrechten naar 200 euro procedures buitensporig duur zou maken. In het tweede onderdeel van het eerste middel voerde de OBFG aan dat de bestreden bepalingen het beginsel van de voorafgaande betaling alleen voor natuurlijke personen en voor privaatrechtelijke rechtspersonen herstelt, behoudens het pro-Deovoordeel, terwijl publiekrechtelijke rechtspersonen daarvan vrijgesteld zijn zonder dat die verschillende behandeling wettelijk verantwoord is, zoals de afdeling Wetgeving eerder opmerkte. In een tweede middel had de OBFG gesteld dat de betalingstermijn van acht dagen onrealistisch kort is.
Raad beaamt dat termijn van acht dagen te kort is
In beide gevallen zou het recht op toegang tot de rechter geschonden zijn. De afdeling bestuursrechtspraak stelde de OBFG in het gelijk wat betreft de termijn van acht dagen. In de woorden van de Raad:
"De goede rechtsbedeling en de rechtszekerheid waarvan hierboven sprake is, vormen geen of geen afdoende rechtvaardiging voor het feit dat aan de rechtzoekende, die niet de mogelijkheid heeft de rolrechten vooraf te betalen, een termijn van nauwelijks acht dagen wordt toegekend om het vereiste te vervullen terwijl hij enerzijds geen vat heeft op de verzendingsdatum van een schrijven waarvan de ontvangst nochtans bepaalt op welk tijdstip deze termijn ingaat, en geen controle heeft over de tijd die zijn bankinstelling erover doet om zijn betalingsopdracht uit te voeren en het vereiste bedrag op de rekening van de begunstigde over te schrijven, en terwijl anderzijds de correcte verrichting van de proceshandeling in kwestie niet afhangt van de door de rechtzoekende gegeven betalingsopdracht, maar van de vraag of de begunstigde rekening binnen deze acht dagen gecrediteerd is, en terwijl, ten slotte, indien de betaling niet binnen de vereiste termijn is verricht, de proceshandeling waarvoor het recht verschuldigd is, onherroepelijk als niet verricht wordt beschouwd, wat afbreuk doet aan de essentie zelf van het recht op toegang tot het hoge rechtscollege dat de Raad van State is."
Zoals blijkt uit de arresten nrs. 233.610 en 233.611 van dezelfde datum geldt thans voor die betaling geen termijn meer en kan de kwijting van het rolrecht geschieden tot aan de sluiting van het debat.