vrijdag 21 juni 2024
Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Prejudiciële vragen fonds tweedelijnsbijstand
Op 16 februari 2018 werden in het Belgisch Staatsblad prejudiciële vragen gepubliceerd over de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.
Merve Köse
Jurist deontologie
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
Jurist deontologie
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Op 16 februari 2018 werden in het Belgisch Staatsblad prejudiciële vragen gepubliceerd over de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, opgeworpen door het Arbeidshof te Antwerpen en het Arbeidshof te Brussel. De twee zaken werden samengevoegd voor verdere behandeling.
Het betreft volgende prejudiciële vragen:
Arbeidshof Antwerpen:
- "Schendt artikel 4 wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand de artikelen 10, 11, 13 en 23 van de Grondwet, in samenhang met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in zoverre het een financiële drempel oplegt bij het aanvechten van een vonnis of beschikking anders dan een beschikking van toelaatbaarheid voor een persoon die in collectieve schuldenregeling zit wegens een overmatige schuldenlast waardoor de toegang tot het gerecht voor die persoon bemoeilijkt wordt terwijl de persoon die een verzoekschrift neerlegt om toegelaten te worden tot de collectieve schuldenregeling wegens overmatige schuldenlast (in de zin van artikel 1675/4 Ger.W.) die bijdrage niet moet betalen en ook de vorderingen van de sociaal verzekerde bedoeld in de artikelen 579, 6°, 580, 581 en 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek vrijgesteld worden van betaling van die bijdrage?"
Arbeidshof Brussel:
- "Schenden de art. 4 § 2 en 7 van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, - meer bepaald de § 2 eerste lid, dat bij elke rolzetting een bijdrageplicht oplegt, - tweede lid, 4°, dat voorziet in een vrijstelling bij een vordering op grond van art. 1675/4 Ger. W. in samenhang met - art. 7, dat voorziet in de vereffening als procedurekost, - in samenhang met art. 1017 Ger. W. dat die kosten ten laste legt van de in het ongelijk gestelde partij, rekening houdend met art. 1675/14 § 2 Ger. W. dat voorziet in de blijvende saisine van de arbeidsrechtbank, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat in graad van eerste aanleg geen bijdrage verschuldigd is en moet worden vereffend bij een tussentijdse gebeurtenis, die een ingrijpen van de schuldbemiddelingsrechter noodzakelijk maakt, terwijl in graad van hoger beroep door de appellant die bijdrage wel verschuldigd is, indien hij m.b.t. dezelfde vraag omwille van een gewijzigde situatie een hervorming van het vonnis van de eerste rechter beoogt en die bijdrage dient vereffend te worden op basis van wie in het gelijk gesteld is, terwijl in een collectieve schuldenregeling de voortgang van de procedure beoordeeld wordt en de wederpartij bij een voldoening aan de vraag van appellant daarom nog niet in het ongelijk gestelde partij is?"
- "Schenden de art. 4 en 7 van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand de artikelen 10, 11, 13 en 23 van de Grondwet, in samenhang met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in zoverre ze de toegang tot de rechter beperken door een bovenmatige financiële drempel in te voeren voor een schuldenaar, die beroep aantekent in een procedure van collectieve schuldenregeling, niettegenstaande hij een overmatige schuldenlast heeft en de bijdrage dient te financieren vanuit een minimaal leefgeld en die bijdrage niet in de eindbeslissing kan worden vereffend zonder hem opnieuw in zijn vermogen te raken, terwijl er in de gevallen vermeld in art. 4 § 2, 2° tot 4° geen bijdrage verschuldigd is?"