Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur De burgerlijke vordering in strafzaken verjaart volgens het gemene recht
In een arrest van 22 november 2016 herinnert het Hof van Cassatie eraan dat de burgerlijke vordering ook in strafzaken gewoon verjaart volgens het gemeenrechtelijke verjaringsregime van het Burgerlijk Wetboek. Art. 26 V.T.Sv. sluit het burgerrechtelijke verjaringsregime niet uit; het verklaart het integendeel juist van toepassing.
Merve Köse
Dominique Dombret
Rolnummer: P.16.0595.N
Vonnis van de correctionele rechtbank
De correctionele rechtbank te Ieper oordeelde op 17 maart 2016 dat een burgerlijke partij zich niet kon beroepen op de stuiting van de verjaringstermijn door schulderkenning of eventuele tussenkomsten van de verzekeraar omdat haar vordering niet volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek zou verjaren. De rechtbank was van oordeel dat het gemeenrechtelijke verjaringsregime niet van toepassing zou zijn "als de verjaring van de burgerlijke vordering onder de toepassing [valt] van [art. 26 V.T.Sv.]".
Vernietigd door het Hof van Cassatie
Die uitspraak werd door het Hof van Cassatie vernietigd. In een kort arrest van 22 november 2016 herinnert het Hof eraan dat art. 26 V.T.Sv. het burgerrechtelijke verjaringsregime niet uitsluit, maar juist van toepassing verklaart. Dat artikel bepaalt immers dat "[d]e burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf verjaart volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek of van de bijzondere wetten die van toepassing zijn op de rechtsvordering tot vergoeding van schade". Zo speciaal is die lex specialis dus niet.